Nieuwsoverzicht
05-05-2024
De vertaalopgave Latijn voor 2024 was evenals in de vorige jaren afkomstig uit een minder bekende tekst. Met Decimus Magnus Ausonius (ca. 310 – 395) zitten we nog wel in de oudheid (anders dan vorig jaar), maar zijn wereld is voor een groot deel een heel andere geworden dan in de vertrouwde ‘klassieke’ auteurs. Al was het maar omdat in de 4e eeuw het christendom sterk groeide, waardoor ook dichters zoals Ausonius minstens pro forma zich moesten aansluiten bij het nieuwe geloof. In de vertaalopgave is van dat laatste overigens niets te merken.
De opgave omvatte het begin en het einde van Ausonius’ dichterlijke portettenreeks van steden, de Ordo urbium nobilium. Het begin is een eenregelig gedicht over Rome, het einde een lofzang van 41 regels op Ausonius’ eigen geboorteplaats Bordeaux. Een tekst over Rome én over Bordeaux is daarmee ook representatief voor Ausonius als ‘Gallo-Romein’.
Het eenregelige gedicht over Rome lijkt niet bijzonder moeilijk. Toch vraagt het van vertalers bondigheid en een goed gevoel voor ritme. Juist doordat de dichter hier zo op de millimeter opereert komt het aan op ieder woord, haast iedere letter. In het lange gedicht over Bordeaux moeten vertalers deels andere keuzes maken. Soms lijkt Ausonius hier wel erg overdadig, of geleerd, of allebei tegelijk, zodat hier en daar de leesbaarheid in het geding komt bij een al te letterlijke weergave. Kortom, geen gemakkelijke opgave dit jaar!
De vertaalcommissie heeft deze keer vier inzendingen geselecteerd om, in anonieme vorm, aan de vertaaljury voor te leggen. Dit jaar zijn er opnieuw geen aparte categorieën voor classici en niet-classici. De jury heeft op dit punt dus ook geen verschil kunnen maken.
De vier voorgedragen vertalingen hebben allemaal een loffelijke poging gedaan om Ausonius’ lastige Latijn om te zetten in een adequate Nederlandse versie. De vertalingen van Stijn Coppens en Tom Ingelbrecht en bieden daarbij duidelijk iets extra’s door hun doelgerichte keuze voor een vaste vorm die zich leent voor aantrekkelijk Nederlands. In de onderlinge vergelijking wint Stijn Coppens het op punten: de vertaling heeft een iets poëtischer karakter en de vertaler lijkt een iets fermere greep te hebben op haar of zijn talige gereedschapskist. De tekst is weliswaar niet foutloos (zo is ancipiti vertice uit 38 onjuist weergegeven als "bovenaan een bergtop met twee pieken", dit ondanks de in de opgave gegeven aantekening "waarbij onduidelijk is wie de beste is"!) Maar het geheel overziend draagt de jury graag de fraaie vertaling van Stijn Coppens voor de eerste plaats voor, en de eveneens geslaagde vertaling van Tom Ingelbrecht voor een eervolle tweede plaats.
Ter kennismaking met de vier inzendingen citeert de jury graag van elk de beginregel over Rome:
Prima urbes inter, divum domus, aurea Roma.
Stijn Coppens (1): "Eerste der steden, woning voor goden, Rome van goud"
Sjoerd van Dongen (2): "Plek nummer één voor Gouden Stad en godenthuis Rome"
Tom Ingelbrecht (3): "Vorstin onder de steden, huis der goden, gouden Rome"
Mieke van der Sluijs (4): "De eerste onder de steden, het huis van de goden, is het gouden Rome."
De eerste drie vertalingen kiezen voor een metrische weergave, al is het gekozen metrum niet meteen evident. Kennelijk wordt eerst tweemaal een Nederlandse hexameter beoogd, al is die in (1) niet compleet (technisch beter was geweest: "... woning voor goden, Gouden Rome") en loopt hij in (2) wat ongemakkelijk, vooral door het ritme in "gódenthuis". In (3) lijkt een jambische zevenvoeter bedoeld, en wordt een inhoudelijk element toegevoegd ("vorstin"). Vertaling (4) kiest voor proza, wat de langste van de vier vertalingen oplevert. Geen van de vier vertalingen is helemaal raak, maar compleet ernaast zijn ze gelukkig evenmin.
In de weergave van het Bordeaux-gedicht laten de vier vertalingen zich beter kennen en lopen ze ook duidelijker uiteen.
Mieke van der Sluijs kiest consequent voor een vertaling in proza, waarbij steeds wordt gestreefd naar een weergave van één regel per vers. Dat levert breed uitwaaierende regels op:
"Bordeaux mijn geboortegrond is mijn einddoel; waar het klimaat mild is
en de opbrengst van de overvloedig bevloeide landerijen rijkelijk,
de lentes lang zijn en de winters zacht, zich opwarmend aan de nieuwverschenen zon"
Ook in de hymnische regels is dit te zien:
"Gegroet, bron van onbekende herkomst, heilig verkwikkend, niet aflatend,
glashelder, azuurblauw, diep, ruisend, peilloos, schaduwrijk.
Gegroet, weldoener van de stad, te drinken met heilzame teugen"
Ten slotte de afsluitende regels:
"Dit is mijn vaderland: maar Rome gaat elk vaderland te boven,
ik houd van Bordeaux, Rome vereer ik; hier ben ik burger
in beide ben ik consul; hier stond mijn wieg, daar mijn ambtszetel."
De weergave is over het algemeen correct, maar qua vorm heeft de jury hier nog wel iets te wensen over. Met de poëtische vorm was hier wellicht iets meer te doen geweest.
Sjoerd van Dongen opteert ook in het Bordeaux-gedicht voor de Nederlandse hexameter. Daarmee wordt in elk geval expliciet recht gedaan aan de vorm van Ausonius’ gedicht. Maar zoals vaker blijft het de vraag of een direct equivalent van de Latijnse versvorm het meest geschikt is voor het Nederlands. In het volgende fragment zien we een paar stevige ingrepen die lijken voort te vloeien uit de gekozen vorm.
"Schaam ik me? Ho maar: mijn thuis is toch niet het wild en ruw Rijnland, ook niet in ’t ijzige noorden, de Haemus, daar heb ik mijn thuis. Bordeaux is mijn grond van geboorte! De min’lijke mildheid van ’t weer daar, gul ook de rijk’lijk bewaterde grond, overvloedig diens gunsten,
lang is je lente, lauwwarm voorts je winter met gloednieuwe zon, getijdenrivieren, wier stromen tot onder de wijnranker heuvels schuimen, volgend het vloeien, bewegen en gaan van het zeetij"
Behalve de ritmische effecten valt op dat de vertaler kiest voor een overgang naar de tweede persoon enkelvoud (in "je lente/ je winter"). Dat is op zichzelf verrassend en creatief, maar wijkt feitelijk af van wat Ausonius doet. Merkwaardig genoeg kiest (2) in de verzen 3035 voor een geheel ander metrum, namelijk de jambische vijfvoeter:
"Gegroet, fontein – je bron ons vreemd – sacraal, zo glinsterend als glas, ons voedend, blauw, al ruisend, eeuwig door, in koele schaâuw, immens hoe diep, geen zand maar schone praal"
Aan het slot (36 en verder) volgt dan een wat merkwaardige mengeling van hexameters en jambische vijfvoeters:
"Dit is m’n thuisstad; Rome doch steekt alle and’ren de loef af.
Liefhebben doe ik Bordeaux, zo Rome vereer ik,
Hier ben ik burger, consul ben ik in beide,
Hier stond mijn wiegje, daar mijn curulische zetel."
2e plaats: Tom Ingelbrecht kiest consequent voor de jambische zevenvoeter, de versvorm die in de klassieke vertaalwereld is geïntroduceerd door M. d’Hane-Scheltema in haar vertalingen van Vergilius’ Aeneis en Ovidius’ Metamorfosen. Dat levert prettig leesbare verzen op:
"Ik schaam mij er niet voor: ik woon niet in het barbaarse Rijnland, mijn thuis is ook geen huis van ijs bij de bevroren Haemus. Bordeaux is mijn geboortegrond; haar lucht is mild en matig, haar akkerland is vruchtbaar en geniet van welig water, de lente duurt hier lang, een prille zon verwarmt de winter"
Ook in de hymnische regels werkt dit goed:
"Gegroet dus, zegenrijke bron van onbekende oorsprong, verheven en voor eeuwig, azuurblauw en kristalhelder,
met bodemloos geborrel, lommerrijk en zonder modder. Gegroet, beschermgeest van de stad, u drinken brengt genezing"
En het slot luidt trefzeker:
"Dit is mijn land, maar boven ieder vaderland rijst Rome.
Bordeaux is waar mijn hart ligt, maar mijn achting gaat naar Rome. Bordeaux is waar ik burger ben, maar consul ben ik in beide, mijn wieg staat in Bordeaux, maar mijn senatorstoel in Rome."
1e plaats: Stijn Coppens (classicus) ten slotte, kiest eveneens voor de zevenvoetige jambe. Blijkbaar heeft mevrouw d'Hane veel vertalers kunnen inspireren! En in deze versie lijkt het allemaal nóg wat soepeler te lopen.
"En toch, ik schaam me niet. Ik woon toch niet bij de barbaarse Rijnoevers of de koude Haemon, krakend van de vrieskou? Bordeaux is mijn geboortegrond. De hemel is er vredig en mild, de waterrijke landen zijn er gul en teder, de lente lang, de winter brengt er zacht de nieuwe zon"
Alles valt hier als vanzelf op zijn plaats in deze welluidende weergave. Ter vergelijking ook hier enkele van de hymnische regels:
"Ik groet u, waar gij ook ontspringt, als heilig, voedster, eeuwig, als glazen, glanzend, ruisend, diep en donker zonder modder. Ik groet u, levenskracht der stad, wier slokken helend werken"
Ook de afsluiting is net iets poëtischer dan in (3) en bovendien een regel korter. Dat is niet alleen conform het Latijnse origineel, maar brengt ook wat meer spanning in de verzen:
"Dit is mijn thuis, maar elke thuis moet plaats afstaan aan Rome.
Bordeaux bemin ik, Rome eer ik. Als burger in de eerste en consul in de tweede, staat hier mijn wieg en daar mijn ambtsstoel"
Hieronder volgt de volledige winnende vertaling:
1. ROME
Eerste der steden, woning voor goden, Rome van goud.20. BORDEAUX
Schandalig was het eigenlijk al lang, dat ik bleef zwijgen
van jou, mijn thuis, de stad van wijn en helden en rivieren,
vermaard om haar vernuft, haar deugd, haar adellijke leiders.
Hierboven had ik jou nog niet vermeld en daarom leek het
alsof ik die bescheiden stad van mij zodanig kende,
dat ik mijn thuis geen onverdiende lofzang waardig achtte.
En toch, ik schaam me niet. Ik woon toch niet bij de barbaarse
Rijnoevers of de koude Haemon, krakend van de vrieskou?Bordeaux is mijn geboortegrond. De hemel is er vredig
en mild, de waterrijke landen zijn er gul en teder,
de lente lang, de winter brengt er zacht de nieuwe zon.
Daar, onder balken waarop ranken rusten klotsen hevig
rivieren, volgen met hun deining het ritme van de zeeën.De wallen, vierkante gedaanten, die zich met hoge torens
verheffen, dringen met hun toppen zelfs de wolken binnen.
Vergaap je aan de wegen, netjes onderling geordend,
en aan de schikking van de huizen, of de brede pleinen
-ze doen hun Griekse naam platea alle eer aan! Kijk eens:
in rechte lijn beantwoorden de poorten ieder kruispunt.Dwars door de stad glijdt uit haar bron een stroom binnen haar bedding.
Je zal die watermassa met haar vloot vooruit zien kolken,
als vader Oceaan bij eb haar vol met zee zal vullen.Vertel ik nog van de fontein, bekleed met Parisch marmer?
De stroom die gutst uit het kanaal! De peilloos diepe golven!
Het water zwelt en borrelt! Kwistig stort een vloed voorover
en spat langs twaalf monden op tegen de brede boorden.
Tallozen leste ze de dorst, en zonder uit te drogen.Hier had je wél je kamp graag opgeslagen, koning Xerxes
wanneer je mannen heel de stroming leeggedronken hadden.
Van hieruit had je wél je uitheems water willen halen
de stad door, hoewel je doorgaans slechts Coaspeswater duldde.
Ik groet u, waar gij ook ontspringt, als heilig, voedster, eeuwig,
als glazen, glanzend, ruisend, diep en donker zonder modder.
Ik groet u, levenskracht der stad, wier slokken helend werken,
Divona voor devote Kelten, bron die ook godin was.
Een teugje uit Abano of de klaarte van de bronnen
in Nîmes is niet zo zuiver. Gij bruist meer dan de Timao.Dit laatste lied voleindt mijn bundel met beroemde steden.
Zoals het onvolprezen Rome eerst kwam, komt de laatste
plaats Bordeaux toe, bovenaan een bergtop met twee pieken.
Dit is mijn thuis, maar elke thuis moet plaats afstaan aan Rome.
Bordeaux bemin ik, Rome eer ik. Als burger in de eerste
en consul in de twee, staat hier mijn wieg en daar mijn ambtsstoel.(Stijn Coppens)
04-05-2024
Bij de twaalfde Klassieke Olympiade Grieks, in het schooljaar 2023-2024, stond Xenophons Anabasis op het programma. In de pre-mammoet tijd, dus voor 1974, was deze tekst voor de meeste gymnasiasten de eerste authentieke Griekse tekst die ze kregen voorgeschoteld. Menigeen wist zich jaren later alleen de opsomming van het aantal dagmarsen en parasangen te herinneren, en natuurlijk de kreet "De zee! De zee!", toen de soldaten na veel ontberingen bij de Zwarte Zee aankwamen. Maar het werk heeft meer te bieden, zoals in deze aflevering van de Klassieke Olympiaden bleek.
In de eerste ronde, waaraan verspreid over het hele land 254 leerlingen deelnamen, moesten de deelnemers 19 vragen van grammaticale, inhoudelijke en cultuurhistorische aard beantwoorden over een passage uit het derde boek van de Anabasis. In deze passage beschrijft Xenophon hoe de Grieken alles op alles moeten zetten om een heuveltop te bereiken voordat hun vijanden daar zijn aangekomen. Als Xenophon, die te paard naar boven gaat, van een voetsoldaat verwijten naar het hoofd geslingerd krijgt, stapt hij af en gaat te voet verder. De andere soldaten zijn het hier niet mee eens, geven de klager een paar flinke klappen en verzoeken Xenophon te paard verder te gaan. Met succes: ze bereiken de top voor de vijanden.
Op grond van de door de docenten toegestuurde scores werden 63 leerlingen geselecteerd voor de tweede ronde. Voor de tweede ronde hebben de leerlingen een passage uit het begin van het eerste boek bestudeerd. In deze passage wordt beschreven dat de Griekse huursoldaten vermoeden dat de expeditie waaraan ze zijn begonnen veel meer omvat dan Cyrus, de Perzische kroonpretendent die hen in dienst had genomen, hun heeft voorgespiegeld. Ze overwegen daarom het bijltje erbij neer te gooien. Clearchus, aanvoerder van een contingent Grieken, is persoonlijk vriend van Cyrus en hij bedenkt met enkele medestanders een listig plan waardoor hij de dreigende muiterij de kop weet in te drukken.
De kandidaten voor de tweede ronde hebben op 22 januari 2024 in het Cygnusgymnasium te Amsterdam 25 vragen en opdrachten over de tekst gemaakt en daarnaast een creatieve opdracht geschreven. Bij de creatieve opdracht konden ze kiezen uit het schrijven van een dialoog tussen Cyrus en de opstandige Griekse huurlingen en het ontwerpen van een alternatief scenario, namelijk in het geval dat Clearchus’ opzet om de muiterij te onderdrukken zou zijn mislukt. Op grond van de resultaten van de tweede ronde werden drie deelnemers geselecteerd voor de finaleronde.
Tijdens de finalemiddag op 13 april, die traditiegetrouw plaatsvond in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, werden de drie finalisten om de beurt mondeling aan de tand gevoeld door Henric Jansen (AiO aan de Universiteit Leiden) en Remco Regtuit (docent klassieke talen aan het Praedinius Gymnasium en universitair docent Grieks aan de Rijksuniversiteit Groningen). Hun rapport volgt hieronder.
In de finaleronde werden de kandidaten opnieuw ondervraagd over een passage uit de Anabasis van Xenophon. Xenophon beschrijft daarin hoe de Grieken op hun lange weg terug naar huis te maken krijgen met de nodige ontberingen. Een snijdende en ijskoude noordenwind maakt de tocht zwaar. Ze moeten door een laag sneeuw van ongeveer anderhalve meter hun weg zien te vinden. Bovendien worden de soldaten getroffen door geeuwhonger, sneeuwblindheid en bevroren voeten, waardoor sommigen neervallen en niet verder kunnen. De voorhoede van de stoet, aangevoerd door Cheirisophos, slaagt erin een dorpje te bereiken waarin ze kunnen overnachten. De achterhoede, onder leiding van Xenophon zelf, heeft dat geluk niet en moet langs de route bivakkeren, zonder eten en zonder vuur. Tot overmaat van ramp worden de Grieken ook nog eens achtervolgd door vijandelijke troepen. Maar de Grieken weten de vijanden met een list op de vlucht te jagen en ook de achterhoede bereikt uiteindelijk het dorpje, waar ze op adem kunnen komen en informatie krijgen over het vervolg van de tocht.
De kandidaten waren uitstekend voorbereid. Ze konden de passage goed in de context plaatsen. Ze wisten veel over de achtergronden van het werk en over Xenophon zelf. En ook met de ongeziene tekst, een gesprek tussen Xenophon, Cheirisophos en het dorpshoofd, wisten ze goed raad. De meest onverwachte vraag was misschien om een stukje in het Grieks voor te lezen, iets wat weinig gebeurt, zeker als het gaat om prozateksten. Toch waren er wel verschillen tussen de kandidaten, zodat de jury met argumenten de rangorde kon vaststellen. Hoewel er maar één kandidaat de eerste prijs kan winnen, wil de jury benadrukken dat alle drie de kandidaten een uitzonderlijke prestatie hebben verricht.
Jari Tacx (Lyceum aan Zee, Den Helder) wist direct indruk te maken met zijn geografische kennis. Hij was de enige kandidaat die de positie van de Grieken op de kaart kon plaatsen en wist in welke richting ze nou eigenlijk liepen. Ook kende hij opvallende details uit de historische context waarin de passage moet worden geplaatst. Hij las het Grieks voor met inachtneming van de accenten. Inhoudelijke vragen, inclusief omzetten van een zin van de indirecte rede naar de directe rede, gingen goed. Bij het vertalen viel wel op dat hij soms nogal vrij vertaalde en daardoor wat finesses in het Grieks miste. De jury heeft hem de derde prijs toegekend.
Mette Jellema (Gymnasium Haganum, Den Haag) viel direct op door het gemak waarmee ze de voorbereide tekstpassage wist te vertalen. Haar kennis van de achtergronden was prima. Ze wist goed raad met de inhoudelijke vragen; ze herkende bijvoorbeeld moeiteloos een ringcompositie en merkte interessante dingen op over hoe Xenophon de aanvallende Perzen karakteriseert. Ook kon ze ons haarfijn uitleggen hoe de tolk van de Grieken de mensen in het dorpje probeert te misleiden. Bij het omzetten van de zin naar de directe rede wist ze zelfs te vertellen welk accent nodig was voor correct Grieks. De jury heeft haar de tweede prijs toegekend.
Marius de Haas (Praedinius Gymnasium, Groningen) kwam als laatste aan de beurt. Hij kon het Grieks met gemak voorlezen. De achtergrond bij de passage en bij Xenophon kon hij goed toelichten, al kwam hij bij de geografische vraag niet verder dan een wilde gok. Ook was hij de enige die ons kon vertellen dat de Grieken aan sneeuwblindheid leden, en in deze passage als tegenmaatregel een soort zonnebril uitvonden. Marius onderscheidde zich het meest van de andere kandidaten door de nauwkeurigheid waarmee hij de Griekse tekst vertaalde, waarbij hij reflecteerde over zijn vertaling en de beperkingen van het Grieks en het Nederlands. Bijzonder lovenswaardig was daarnaast de manier waarop hij bij de ongeziene vertaling op basis van bestaande woordkennis en context de betekenis van onbekende woorden afleidde. De eerste prijs is daarom zeer verdiend.
Het organisatiecomité feliciteert de kandidaten van harte met het behaald resultaat en dankt de beide juryleden voor hun zeer gewaardeerde inzet en de wijze waarop zij wederom de finale vorm hebben gegeven.
12-10-2023
Classici, niet-classici, studenten Klassieke Talen, mensen met interesse in de Klassieke Talen... Iedereen kan deelnemen aan de Klassieke Olympiaden Latijn en/of Grieks voor volwassenen. Op onze website – en die van onze verenigingen – vind je twee vertaalopgaven: één voor Latijn en één voor Grieks. Dit jaar kozen we voor een Homerische hymne en voor twee fragmenten uit Ausonius' Ordo Urbium Nobilium.
U kunt zelf bepalen aan welk van beide vertalingen u wilt meedoen: u mag, maar hoeft niet per se beide vertaalopgaven te maken. Het gebruik van woordenboek, literaire vertalingen en wetenschappelijke commentaren is toegestaan. U zendt uw vertaling via e-mail (olympiadeklassiekvolw (at) gmail.com) in tot 1 februari 2024. De beste vertalingen worden aan een beroepsvertaler voorgelegd die vervolgens de winnaar aanwijst. Er is bovendien ruimte voor een (originaliteits)prijs.
KRUIP IN DE HUID VAN EEN KLASSIEK AUTEUR. DOORGROND HET LATIJN OF HET GRIEKS. VOEL DE TEKST. PROEF DE WOORDEN. EN ZET DAN OM NAAR EEN MOOI, LITERAIR NEDERLANDS.
12-09-2023
Beste collegadocenten,
Het is september en dat betekent dat we van start gaan met de Klassieke Olympiaden van het schooljaar 2023-2024. We zoeken de beste gymnasiasten voor de vakken Latijn en Grieks in Nederland en Vlaanderen en dagen alle docenten en hun leerlingen Latijn en/of Grieks uit om mee te doen aan deze mythische wedstrijd.
In de eerste ronde maken de leerlingen op school tijdens een lesuur een opgave en die wordt door de vakdocent aan de hand van een correctiemodel nagekeken. De leerlingen krijgen over een ongeziene passage Latijn of Grieks een mix van meerkeuze- en open vragen. De scores worden vervolgens ingezonden naar de organisatie en op basis daarvan worden de beste 40 tot 50 kandidaten per taal geselecteerd voor de tweede ronde.
Dit twaalfde jaar staan de Klassieke Olympiaden in het teken van Plinius' Brieven voor Latijn en de Anabasis van Xenophon voor Grieks. Voor de tweede ronde en de finale zijn pensa samengesteld die de kandidaten moeten voorbereiden. Dat kan klassikaal in de les of individueel door leerlingen (al dan niet met uw begeleiding) gedaan worden. Deze pensa vindt u op onze website (www.klassiekeolympiaden.nl) en zijn ook zeer geschikt om onderdeel te laten zijn van het schoolexamen. In januari zullen de geselecteerde leerlingen worden onderworpen aan de tweede ronde, waarin zij bevraagd worden over de inhoud van de gelezen stof. In principe vindt deze tweede ronde plaats op een centrale plaats in Nederland; dit jaar zullen we te gast zijn in het Cygnusgymnasium in Amsterdam. De werkstukken worden gecorrigeerd en beoordeeld door de organisatie en op grond daarvan worden voor beide vakken drie leerlingen uitgenodigd voor de finale die plaatsvindt in het Rijksmuseum van Oudheden. De finalisten zullen door universitaire docenten worden ondervraagd en zijn verzekerd van een geldbedrag (100, 150 en 250 euro) en eeuwige roem.
We nodigen alle leerlingen van Nederland en Vlaanderen van harte uit om mee te doen aan de Klassieke Olympiaden, een herculische beproeving!
Hieronder volgen de belangrijkste data op een rijtje:
- vanaf nu aanmelden voor de eerste ronde
- 15 november 2023 deadline inzenden scores ronde 1
- 12 januari 2024 ronde 2 Latijn, 22 januari 2024 ronde 2 Grieks
- 13 april 2024 finale in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden
Uiteraard kunt u als docent ook mee doen aan onze wedstrijd voor volwassenen. De opgaven worden in oktober 2023 gepubliceerd en de vertalingen moeten voor 1 februari 2024 worden ingezonden.
U kunt uw school aanmelden voor de eerste ronde door te mailen naar klassiekeolympiaden@gmail.com.
Blijf op de hoogte van de Klassieke Olympiaden
U kunt ons ook op Facebook volgen:
https://www.facebook.com/KlassiekeOlympiaden
Of gewoon via onze website:
https://www.klassiekeolympiaden.nl
01-07-2023
Traditiegetrouw publiceren wij voor de zomervakantie de pensa voor de komende editie van de Klassieke Olympiaden.
Dit jaar stellen we bij Latijn het werk van Plinius centraal. In de tweede ronde lezen de leerlingen vier brieven van Plinius, waarin de verscheidenheid van onderwerpen waarover Plinius schrijft, duidelijk wordt: de rust van het platteland tegenover het drukke leven in de stad, Plinius' bemoeienis met het zoeken van een leraar voor zijn geboorteplaats Como, zijn zorgen om zijn vrouw Calpurnia en de vraag aan keizer Trajanus hoe hij moet omgaan met gestraften die hun straf niet volledig hebben vervuld; ook het antwoord van keizer Trajanus komt aan de orde. Het finalepensum bevat nog eens zes brieven, waarin ook een variëteit aan onderwerpen aan de orde komt, zoals de invloed van ziekte op de kijk op het leven, de restauratie van een tempel en de vraag aan Trajanus hoe om te gaan met tot slaaf gemaakten die ten onrechte in het leger zijn opgenomen.
Voor Grieks hebben we een keuze gemaakt uit oude derdeklas lectuur: Xenophon Anabasis. Het pensum voor de tweede ronde omvat een passage over het Griekse leger dat op weg is naar Perzië. In de plaats Tarsus (in het zuidoosten van het huidige Turkije) dreigt een muiterij in het Griekse contingent van het leger. Deze wordt bedwongen door Clearchus, een persoonlijke vriend van Cyrus. In het finalepensum beschrijft Xenophon de barre toch van de Griekse huursoldaten die terug naar Griekenland willen reizen: zij worden gekweld door sneeuw, storm en ijzige kou.
Alle pensa zijn onderdeel van de Klassieke Olympiaden, maar ook zonder deelname aan deze wedstrijden zijn de pensa geschikt om op school in de klas of als keuzepensum gelezen te worden.
Wij wensen iedereen een fijne zomervakantie!
08-04-2023
In de elfde Klassieke Olympiade stonden de Satiren van Horatius centraal.
In de eerste ronde die op de eigen school werd afgenomen, kregen de leerlingen de eerste 15 regels van Satire 2.6 (Hoc erat in votis) voorgelegd. Hierin beschrijft de dichter het buitenhuis dat hij van Maecenas heeft gekregen en waar hij zich in grote tevredenheid kan terugtrekken. Over deze tekst werden 23 vragen gesteld, voor een groot deel meerkeuze, van grammaticale, inhoudelijke en cultuurhistorische aard. Het aantal deelnemers lag beduidend hoger dan vorig jaar (567 tegenover 415 vorig jaar), maar de opgaven waren kennelijk moeilijker gezien de scores (gemiddeld 11,2 punten van de 24, tegenover vorig jaar 15,4 van de 26).
Op basis van de ingezonden scores werden van de 567 deelnemers er 62 uitgenodigd voor de tweede ronde. Voor deze ronde lazen de leerlingen Satire 2.5, waarin Ulixes/Odysseus in de onderwereld de ziener T(e)iresias ontmoet en hem advies vraagt. Hij zal namelijk arm en berooid op Ithaka terugkeren, volgens Tiresias, en nu wil Ulixes weten hoe hij toch weer rijk kan worden. Tiresias raadt hem aan om bevriend te raken met kinderloze rijken om zo de erfenis van hen op te strijken. Dit jaar zou de tweede ronde worden gehouden op het Spinoza Lyceum in Amsterdam. In de morgen kwam het ontstellende bericht dat er een grote stroomstoring was in Amsterdam-Zuid. Daarop werd snel besloten dat dan de tweede ronde weer op de eigen school moest worden afgenomen. Omdat gelukkig al besloten was om deze ronde digitaal af te nemen via Examnet.nl leverde dit niet al te veel problemen op. Helaas waren er wel wat afzeggingen, zodat uiteindelijk 45 leerlingen deelnamen aan deze tweede ronde.
In het eerste deel kregen zij vragen te beantwoorden over een gedeelte van de gelezen Satire: tekstbegrip, inhoud, stijl, grammatica en culturele achtergronden kwamen daarbij aan bod. Bijzonder was dat één van de kandidaten erin slaagde alle punten voor dit gedeelte te behalen, een resultaat dat uniek genoemd mag worden.
In één van de creatieve opdrachten moesten de leerlingen zich voorstellen dat zij zouden deelnemen aan het gesprek van Ulixes met Tiresias. Zij mochten daarbij zelf een standpunt kiezen: ofwel dat het prima is om koste wat het kost geld te verdienen, waarbij ze dan mochten aangeven hoe dat in onze tijd goed zou kunnen; ofwel een moreel standpunt, waarbij ze konden verdedigen dat er morele standaarden zijn die verbieden om koste wat het kost geld te verdienen. In de andere creatieve opdracht werd gevraagd om een briefwisseling te schrijven tussen Nasica en een vriend: over Nasica wordt namelijk in de Satire verteld dat hij probeert een erfenis binnen te halen, maar juist door de erflater wordt belazerd en met niets achterblijft.
Uiteindelijk werden op grond van het totaal van deze tweede ronde drie kandidaten uitgenodigd woord de finale. Deze kon gelukkig weer "echt" plaatsvinden in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, waar zij werden ondervraagd door twee universitaire docenten. Hun verslag volgt hieronder.
Het pensum van dit jaar bestond uit een passage uit Satire 1.3 van Horatius, waarin de satiricus voor mildheid bij het beoordelen van fouten van vrienden pleit. Tijdens een half uur durend gesprek met elk van de drie kandidaten vroegen wij hen een vertaling van ca. 20 regels van het voorbereide pensum. Daarnaast lieten we hen enkele regels metrisch voorlezen, vroegen naar het genre van de satire, naar uitleg van de argumentatie en metaforen van Horatius en naar de interpretatie van de passage. Aan het eind legden we de kandidaten nog een stuk ongeziene vertaling voor (het begin van Satire 1.9, de beroemde passage waarin de verteller wandelend over de Via Sacra wordt aangeklampt door een onverbeterlijke kletsmajoor).
Ook dit jaar was het niveau van de drie kandidaten weer heel hoog en de verschillen minimaal. Iedereen had ene eerste prijs verdiend. Bij de vertaling van het geziene stuk werd door niemand een fout gemaakt! Toch moest de jury en beslissing nemen. Hieronder volgt het juryverslag per kandidaat. Tijdens de feestelijke uitreiking in aanwezigheid van vrienden en familie zijn deze verslagen ook gebruikt om de kandidaten toe te spreken. De jury feliciteert alle drie kandidaten met hun schitterende prestatie!
Naomi Babeliowsky – derde plaats:
Deze kandidate kon met name de ongeziene vertaling buitengewoon soepel en snel voorvertalen en begreep de tekst meteen. Zij had zelfstandig over het pensum nagedacht en kon ter plekke heel goed op de vragen van de jury reageren en tot een interpretatie van de satire komen. Haar zelfstandigheid toonde ze door een aanvulling (correctie) op het inhoudelijke commentaar te suggereren die de jury overtuigde. Syntactisch inzicht was eveneens heel goed. Helaas was het metrische lezen een struikelblok en waren sommige vragen over het genre en de achtergrond iets minder goed voorbereid dan bij de twee andere kandidaten.
Linde Sikkenga – tweede plaats:
Een kandidate die goed was voorbereid en bovendien goed in staat bleek haar kennis en tekstbegrip ook in te zetten bij vragen die verder gingen dan het pensum en de gegeven aantekeningen. Linde kende Horatius’ literaire carrière, kon de satire goed daarin plaatsen en kwam tot overtuigende interpretaties van de tekst. Syntactische vragen kon zij trefzeker beantwoorden. Bovendien had ze zelfstandig informatie nagezocht over de verschillende namen die in de satire genoemd worden en ze kwam ook, met enige hulp, uiteindelijk goed uit de ongeziene vertaling. Het metrische lezen moest even op gang komen, maar ging uiteindelijk heel goed.
Marije Reitsema – eerste plaats:
Ook deze kandidate was uitstekend voorbereid; zij kon op alle achtergrondvragen met veel kennis ook van de literatuurhistorische context antwoorden en kon de satire heel goed interpreteren. Soms had de jury de indruk dat ze daarbij bijna te goed voorbereid was en daardoor niet meer spontaan op vragen kon regeren of een onverwacht pad mee kon opgaan – maar uiteindelijk was het interpretatieve deel toch heel overtuigend. De ongeziene vertaling ging eveneens heel goed, het metrische lezen snel (weliswaar iets mechanisch) en foutloos, en syntactisch was Marije heel secuur. Als enige kandidaat was zij bovendien in staat de antieke genrenaam ‘Sermo’ aan het soms spreektalige karalter van Horatius’ tekst te koppelen en kon hiervoor ook voorbeelden benoemen. Al met al in onze optiek een verdiende winnaar.
Lidewij van Gils (Universiteit van Amsterdam)
Christoph Pieper (Universiteit Leiden)
Het organisatiecomité feliciteert de kandidaten van harte met het behaald resultaat en dankt de beide juryleden voor hun zeer gewaardeerde inzet en de wijze waarop zij wederom de finale vorm hebben gegeven.
08-04-2023
Bij de elfde Klassieke Olympiade Grieks, in het schooljaar 2022-2023, stond Aristophanes’ komedie De Wolken op het programma. In dit werk, geschreven aan het einde van de vijfde eeuw, tijdens de Peloponnesische Oorlog, wordt de spot gedreven met Socrates, die model staat voor de filosofen en sofisten in het algemeen. Aristophanes doet er niet zijn best voor om een historisch betrouwbaar beeld van Socrates neer te zetten. Aan de figuur Socrates worden eigenschappen van allerlei filosofen toegekend, waarvan sommige zeker geen betrekking hebben op de historische Socrates.
De plot van het stuk is als volgt. Strepsiades ligt ‘s nachts te woelen, gekweld door de zorgen over zijn schulden. Die schulden zijn het gevolg van de onverantwoorde uitgaven van zijn vrouw en van zijn zoon Pheidippides, die het houden van paarden als hobby heeft en daar veel te veel aan uitgeeft. Om zijn schuldeisers van zich af te schudden, besluit Strepsiades zich zelf als leerling aan te melden in de “denkfabriek” van Socrates. Daar hoopt hij de spitsvondige redeneringen te leren waarmee hij zijn schuldeisers kan afpoeieren. Als hij is aangenomen als leerling, verschijnen de Wolken, die door Socrates worden gepresenteerd als de beschermheiligen van de denkfabriek. Socrates wijdt Strepsiades in in de mysteriecultus van deze nieuwe godinnen. Socrates probeert Strepsiades van alles bij te brengen, maar al zijn pogingen lopen op niets uit. Strepsiades is gewoonweg te dom om Socrates’ onderwijs met succes te volgen. Op een gegeven moment wordt Socrates het zat en stuurt hij Strepsiades weg van zijn school. De Wolken adviseren Strepsiades dan om zijn zoon bij Socrates in de leer te laten gaan en Pheidippides gaat dan in de leer bij Socrates en blijkt een uitstekende leerling. Als Pheidippides zijn cursus heeft voltooid, komt zijn vader hem ophalen, vlak voordat de schuldeisers zich bij hem melden. Dankzij Pheidippides’ nieuw verworven redeneertrucs weet hij ze allemaal af te poeieren. Maar de pret is snel voorbij: Pheidippides en Strepsiades krijgen ruzie over het feest dat ze gaan vieren en de zoon geeft zijn vader een pak slaag. Dankzij de bij Socrates geleerde redeneertrucs kan hij zijn vader haarfijn uitleggen dat een zoon zijn vader mag slaan. Als hij dreigt ook zijn moeder een pak slaag te geven, wordt Strepsiades razend. Hij rent naar de denkfabriek en steekt die in brand.
In de eerste ronde, waaraan verspreid over het hele land bijna 300 leerlingen deelnamen, moesten de deelnemers 21 vragen van grammaticale, inhoudelijke en cultuurhistorische aard beantwoorden over een passage uit Plato’s Verdedigingsrede van Socrates. In deze passage beschrijft Socrates hoe hij een slechte naam heeft gekregen bij het gewone volk in Athene, mede als gevolg van de manier waarop hij wordt afgebeeld in Aristophanes’ komedie De Wolken.
Op grond van de door de docenten toegestuurde scores werden 56 leerlingen geselecteerd voor de tweede ronde. Hiervoor bestudeerden de deelnemers tevoren een passage van zo’n honderd regels, waarin wordt beschreven hoe de Wolken aan Socrates en Strepsiades verschijnen. In deze passage ziet Strepsiades hoe de wolken de gedaante kunnen aannemen van allerlei in het eigentijdse Athene bekende personen. Op 26 januari werd de tweede ronde gehouden, op het Spinozalyceum in Amsterdam. De deelnemers moesten 25 vragen en opdrachten maken over enkele passages uit het door hen bestudeerde pensum. Naast vragen over de grammaticale en literaire structuur van de tekst waren er ook vragen over de gang van zaken in het Griekse theater en over het voortleven van het Grieks in het hedendaagse Nederlands. Daarnaast hebben alle deelnemers een creatieve opdracht geschreven, waarbij ze de keuze hadden uit twee onderwerpen: een recensie schrijven over De Wolken of een sketch schrijven waarin ze, net als Strepsiades, bekende hedendaagse personen verbeelden door middel van wolkengedaanten. Hierbij hebben de deelnemers inspirerende en geïnspireerde werkstukken afgeleverd.
Op grond van de resultaten van de tweede ronde werden drie deelnemers geselecteerd voor de finaleronde. Deze vond plaats op zaterdag 25 maart 2023, in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden. De finalisten werden om de beurt mondeling aan de tand gevoeld door Arjan Nijk (postdoc-onderzoeker Grieks aan de Universiteit van Amsterdam) en Remco Regtuit (docent klassieke talen aan het Praedinius Gymnasium en universitair docent Grieks aan de Rijksuniversiteit Groningen). Hun rapport volgt hieronder.
Het finalepensum Grieks kwam dit jaar ook uit Aristophanes’ komedie De Wolken. Deze passage vormt ongeveer het eind van de komedie. Met behulp van wat zijn zoon geleerd heeft, weet Strepsiades zich zijn schuldeisers van het lijf te houden. Maar dan gaat het mis. Strepsiades en Pheidippides krijgen ruzie en Pheidippides slaat zijn vader. Als deze daarover klaagt, wordt hij door zijn zoon met de nodige slimme argumenten afgetroefd: een zoon heeft het recht om zijn vader te slaan. Strepsiades wordt dan zo boos op Sokrates die hij verantwoordelijk houdt, dat hij besluit de school van Sokrates in brand te steken. Het is een passage die veel aanknopingspunten biedt voor een gesprek: het thema van de passage zelf is interessant en er worden veel verwijzingen gemaakt naar eerdere passages in het stuk zelf.
Alledrie de kandidaten waren tot in de puntjes voorbereid en blonken uit in de manier waarop ze de te lezen tekstpassage in context konden plaatsen, deze vervolgens konden vertalen, en ook inhoudelijke vragen over de tekst (met betrekking tot bijvoorbeeld een zinspeling op Euripides’ Alcestis) konden beantwoorden. Daarnaast kregen de kandidaten een onvoorbereid stuk Grieks voorgelegd uit dezelfde komedie. Ook deze tekst wisten de kandidaten uitstekend in context te plaatsen.
Met zulke kandidaten is het moeilijk om een top 3 samen te stellen. Het gaat hierbij veelal om nuanceverschillen en de vraag hoe zwaar elk specifiek onderdeel gewogen dient te worden. Uiteindelijk is de omgang met de voorbereide tekst (precisie in het vertalen en het beantwoorden van vragen over de grammatica, het gemak waarmee inhoudelijke vragen werden beantwoord) doorslaggevend geweest.
Adinda van Delft (Erasmiaans Gymnasium, Rotterdam) onderscheidde zich door haar gevoel voor de Griekse taal. Zij ging het soepelst door de onvoorbereide tekst heen, en ook gaf ze blijk van groot talig inzicht met haar antwoorden op vragen over partikels. Ook op andere gebieden was haar prestatie uitstekend, maar enkele onvolkomenheden in het vertalen en beantwoorden van vragen over grammatica heeft de jury doen besluiten Adinda de derde prijs toe te kennen.
Mai Thy Nguyen (Lingecollege Lyceum, Tiel), winnares van vorig jaar, wist net als eerder een verpletterende indruk te maken met haar kennis van de culturele context van de komedie en de opgegeven passage in het bijzonder. Zo verwees zij in haar samenvatting van het stuk naar de Peloponnesische oorlog, en plaatste ze Pheidippides’ argumentatie aan de hand van dieren (‘die verweren zich ook tegen hun ouders’) in het toen levende filosofische nomos-phusis debat. Ook leverde Mai Thy een uitstekende vertaling van de opgegeven tekst; het was alleen de ongeziene vertaling die enige moeilijkheden opleverde. Al met al was het verschil met de uiteindelijke winnaar bijzonder klein.
Marije Reitsema (Lauwers College, Buitenpost) gaf van alle kandidaten blijk van het meeste gemak in haar omgang met de voorbereide tekst. Haar vertaling was buitengewoon vloeiend en haar antwoorden op vragen over grammatica en interpretatie waren vrijwel zonder aarzeling. De andere kandidaten blonken ieder uit op een specifiek terrein, maar Marijes prestatie was all-round van zo’n hoog niveau dat de jury besloot dat zij de eerste prijs verdiende.
Arjan Nijk (Universiteit van Amsterdam)
Remco Regtuit (Rijksuniversiteit Groningen)
Het organisatiecomité feliciteert de kandidaten van harte met het behaald resultaat en dankt de beide juryleden voor hun zeer gewaardeerde inzet en de wijze waarop zij wederom de finale vorm hebben gegeven.
08-04-2023

Op zaterdag 24 maart 2023 vond in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden de finale plaats van de Klassieke Olympiaden. Voor elk van beide talen van de leerlingenwedstrijd waren er drie finalisten, die mondeling aan de tand werden gevoeld over hun kennis van de door hen bestudeerde Griekse en Latijnse teksten.
Voor Grieks hadden de drie kandidaten, Marije Reitsema (Lauwers College, Buitenpost), Mai Thy Nguyen (Lingecollege Lyceum, Tiel) en Adinda van Delft (Erasmiaans Gymnasium, Rotterdam), een passage bestudeerd uit Aristophanes’ komedie De Wolken. In dit stuk wordt Socrates belachelijk gemaakt. In de bestudeerde passage toont de door Socrates opgeleide Pheidippides met sofistische argumenten aan dat hij als zoon het recht heeft zijn vader en moeder te slaan. De juryleden, Remco Regtuit (Rijksuniversiteit Groningen) en Arjan Nijk (Universiteit van Amsterdam) betoonden zich zeer onder de indruk van de prestaties van de drie kandidaten. De onderlinge verschillen waren volgens hen miniem, maar omdat ze nu eenmaal een rangorde moesten bepalen, hebben ze Marije de eerste plaats toegekend, Mai Thy de tweede plaats en Adinda de derde plaats.
Voor Latijn hadden de drie finalisten, Marije Reitsema (Lauwers College, Buitenpost), Linde Sikkenga (Stedelijk Gymnasium Breda, Breda) en Naomi Babeliowsky (Cygnus Gymnasium, Amsterdam) zich gebogen over een satire van Horatius. In deze tekst staat het begrip tolerantie centraal: je moet terughoudend zijn in het bekritiseren van de mensen om je heen, en tegelijk moet je je bewust zijn van je eigen tekortkomingen. Ook bij Latijn toonden de juryleden, Lidewij van Gils (Universiteit van Amsterdam) en Christoph Pieper (Universiteit Leiden) zich zeer onder de indruk van wat de finalisten tijdens de ondervraging aan kennis en inzicht bleken te bezitten en ze zouden het liefst aan alle drie de kandidaten de eerste prijs hebben toegewezen. Na lang wikken en wegen hebben ze besloten de eerste prijs toe te kennen aan Marije, de tweede aan Linde en de derde aan Naomi.
Naast de wedstrijd voor leerlingen was er voor beide talen ook een vertaalwedstrijd voor volwassenen. Voor Grieks moesten de deelnemers enkele passages vertalen uit Theophrastus’ Karakterschetsen, voor Latijn een stuk uit een middeleeuws drama van een vrouwelijke auteur, Hrotsvitha, met de titel Dulcitius. Bij Grieks ging zowel de eerste prijs als de originaliteitsprijs naar Guido Kuiper, bij Latijn werd de eerste prijs toegekend aan Kerstin van Teggelen, en de tweede prijs aan Maryo van der Hilst.
De supporters van de kandidaten werden tijdens de ondervraging van hun favorieten aangenaam beziggehouden. Eerst was er een spetterend optreden van Theatergroep Aluin: twee actrices brachten hierbij een aantal verhalen uit Ovidius’ Metamorphosen op het toneel. Daarna was er een heel boeiende lezing van prof. Miguel John Versluys (Universiteit Leiden) over de opgravingen in Nemrud Dağ, de hoofdstad van het hellenistische koninkrijk Commagene, in het zuidoosten van Turkije. Na deze twee onderdelen volgde de prijsuitreiking. De middag als geheel werd voortreffelijk gepresenteerd door Rianne Clerc, lid van het organiserend comité van de Klassieke Olympiaden.
31-03-2023
De vertaalopgave Latijn voor 2023 was evenals in 2022 afkomstig uit een bepaald niet alledaagse tekst. Dit jaar moesten de deelnemers zelfs de vertrouwde wereld van de klassieke oudheid verlaten: de keuze was gevallen op een stukje drama van de middeleeuwse vrouwelijke auteur Roswitha (Hrotsvit).
De opgave omvatte vier tamelijk korte scènes, die geheel waren opgebouwd uit dialogen tussen verschillende personages. Bepaald moeilijk Latijn leverde dat niet op. Korte zinnetjes, uitroepen en elementaire vragen domineerden de tekst, en er stonden ook nauwelijks moeilijke woorden in.
Toch is het vertalen van Roswitha’s Latijn geen simpele opgave. Onder de ogenschijnlijke eenvoud van haar syntaxis en idioom heeft de auteur mogelijk een eigen agenda, waar je als klassiek geschoolde lezer niet meteen de vinger achter krijgt. Het is bijvoorbeeld lastig om te bepalen wat nu precies grappig bedoeld is en wat niet. De wereld van Roswitha is een heel andere dan de onze én de klassieke. Verder oogt haar stijl soms wat stijfjes en onhandig, wat een levendige vertaling extra lastig maakt. En ten slotte werkt ze met vormen van binnenrijm en assonantie, die typisch middeleeuws lijken. Een correcte klassieke vertaling is hier dus eigenlijk niet voldoende.
De vertaalcommissie heeft zes inzendingen geselecteerd om, in anonieme vorm, aan de vertaaljury voor te leggen. Dit jaar zijn er voor het eerst geen aparte categorieën voor classici en niet-classici. De jury heeft hier dus ook geen verschil tussen kunnen maken. Zo kon de jury dus simpelweg niets van de vertalers gezien behalve hun ingezonden bijdragen.
De vertaling van Wim van Geldrop biedt een prettig leesbare tekst, met sterke punten in scène IV, zoals "Die sukkel Dulcitius komt eraan" of "Staat hem goed: zo duivels van binnen, zo duivels van buiten!" Ook in scène V is het een paar keer raak, bijvoorbeeld met "Jongens wegwezen!" (voor fugiamus). Lastiger is "Jezusmina!" voor deus nos tueatur, wat voor een auteur als Roswitha toch niet helemaal het juiste register lijkt. In de slotzin van VII wordt praesententur weergegeven als "aan de kaak gesteld worden", wat op zijn minst vreemd is met "wellustige meisjes" als onderwerp.
In de vertaling van Maryo van der Hilst gaat het er eveneens levendig aan toe. "Ik ga een kijkje nemen", "wat is er aan de hand", "wat doet ie?": het klinkt vlot en goed. Interessant is dat de zwarte Ethiopiër uit de vertaling is weggepoetst: "hij lijkt wel een mijnwerker door al dat roet dat aan hem kleeft". Deze vertaler is dus gevoelig voor het moderne ongemak met bepaalde stereotypen... Ook "om door een ringetje te halen" in scène VI is mooi. En zelfs het zo lastige slot van VII gaat goed: "Ik vaardig nu het bevel uit dat deze onzedelijke meiden te kijk worden gezet zonder kleding (...)".
Positief opvallend aan de vertaling van Hilde Leroux zijn de toegevoegde regieaanwijzingen, bijvoorbeeld in scène IV: "IRENA (bij de deur) Sukkel Suikerzoet struint binnen", waarbij ook de vertaalde naam van Dulcitius een sterk punt is, evenals de aandacht voor klank. Of deze: "AGAPES (met gevouwen handen en de ogen ten hemel gericht) Amen". Op nog drie andere plaatsen komen zulke aanwijzingen, wat deze vertaling werkelijk een speeltekst maakt. Mooie vondsten als "Hij zit met zijn poten aan de pannen en de potten" en "Die verschijning vereist onze verdwijning" bieden de tekst extra charme. Jammer van "dat ik hier buiten gewipt word", wat ongewenste vraagtekens oproept, of "opdat ze op hun beurt de scherpte van onze spot voelen", wat te stroef blijft.
Geen regieaanwijzingen in de vertalingen van Mieke van der Sluijs en Carlotte de Cooman, die beide wel goed leesbaar zijn. In de vertaling van Mieke van der Sluijs is Dulcitius "een griezel" (voor infelix) en noemt Chionia zijn gedrag "Bizar" (voor ridiculum). Fraai ook is "moet je zien, door die spleten!", "ik moet de keizer onder vier ogen spreken", en "piekfijn gekleed". Het lastige slot van scène VII gaat dan weer niet helemaal goed, en ook "nu drukt hij de potten in zijn weke delen" is het misschien toch niet.
Ook in de vertaling van Carlotte de Cooman komen we de "griezel" tegen en heet Dulcitius tevens "oliebol" (voor stultus), een leuke vondst. Aardig in dezen vertaling is ook dat de soldaten in scène V worden "gesplitst" in soldaat 1 en soldaat 2, zodat er enige dynamiek ontstaat in hun regels. Een voorbeeld: "(Soldaat 1) Wie komt hier de deur uit? (Soldaat 2) Een duivelskind!" De zwarte Ethiopiër is hier vervangen door iets heel anders ("kopje-onder te zijn gegaan in een inktpot").
De laatste genomineerde, Kerstin van Tiggelen, heeft de levendigheid van de andere vijf gecombineerd met enkele welgekozen regieaanwijzingen, zoals "Moge God ons bijstaan (slaat een kruisteken)". De inmiddels beruchte Ethiopiër ligt ook in deze vertaling politiek niet goed en is vervangen door een kolenschepper. Heel opvallend in deze vertaling is het doordachte gebruik van binnenrijm en klank op een wijze die echt recht doet aan het origineel. Geen strak rijmschema, geen mechanisch lettergrepen tellen, maar een speels, soms wat associatief gebruik van klanken dat werkelijk doet denken aan Roswitha. Alles is gezet in korte zinnetjes die de effecten nog eens te meer overbrengen. We citeren een paar fraaie stukjes:
"Nu drukt hij zacht een kruik tegen zijn buik, nu omarmt hij een pan en dan een pot onder het genot van tedere kusjes."
"Het past dat een lijf zich zo toont,
zoals de duivel in zijn hoofd woont.""(tegen zichzelf)
Ik zal naar het paleis gaan
en iedereen in de keizerlijke geledingen vertellen over de vernederingen die ik heb doorstaan.""Oh, oh, mijnheer Dulcitius wat maakte u toch mee?
U bent niet goed wijs.
Voor de volgelingen van Christus werd u tot een risee."
Aan het slot van VII gaan helaas een paar dingen mis: "kwaadaardige maagden" voor lascivae puellae is niet correct en ook "ik verlang" voor mando klopt niet. Kleine smetjes op een verder fraaie vertaalprestatie.
Oordeel
Alle zes voorgedragen vertalingen zijn een pluim waard. Elk geeft Roswitha’s tekst op een eigen manier in modern Nederlands weer. De vertalingen van Hilde Leroux en Carlotte de Cooman bieden de lezer duidelijk iets extra’s in de vorm van regieaanwijzingen, een element waartoe de vertaalopgave indirect ook had opgeroepen. Maar alleen de vertaling van Kerstin van Tiggelen maakt daarnaast ook consequent en op overtuigende wijze gebruik van klank, ritme en vormen van rijm. Ondanks een paar minder gelukkige wendingen draagt de jury de vertaling van Kerstin van Tiggelen daarom voor de eerste prijs voor.
IV
[verscholen achter een (kast)muur]
Wat is dat voor reuring voor de deur?
Dat mispunt van een Dulcitius komt eraan.
Moge God ons bijstaan!
[slaat een kruisteken]
Amen.
Wat betekent dat gerammel
met de potten en de pannen?
Ik ga ‘t wel even zien. Alsjeblieft, jullie
moeten ook door de
kleine kieren komen kijken!
Wat is er aan de hand?
Kijk nou, die idioot
is niet goed bij zijn hoofd.
Hij denkt dat hij zich warmt
aan onze omarmingen.
Wat doet-ie dan?
Nu drukt hij zacht een kruik tegen zijn buik, nu
omarmt hij een pan en dan
een pot onder het genot
van tedere kusjes.
Wat een malloot!
Zijn gezicht, zijn handen en zijn kleren
zijn zó vies, zó vuil,
dat de zwart plak hem niet laat
onderdoen voor een kolenschepper.
Het past dat een lijf zich zo toont,
zoals de duivel in het hoofd woont.
Wacht, het ziet ernaar uit dat hij weer gaat.
Nu eens opletten wat de soldaten
die voor de deur de tijd volpraten
doen zodra hij voor hen staat.V
Wie komt hier naar buiten? Iemand in duivelse gedaante!
Of erger: zien we de duivel zelf staan?
Laten we er snel vandoor gaan!
Soldaten, waar vluchten jullie heen?
Blijf staan, laat me niet alleen!
Breng me met jullie lampen naar mijn kamer.
Het is de stem van onze meerdere,
maar een demon lijkt het veel eerder.
Laten we niet blijven staan
maar zo snel mogelijk op de vlucht slaan.
Een geest wil ons te grazen nemen.
[tegen zichzelf]
Ik zal naar het paleis gaan
en iedereen in de keizerlijke geledingen
vertellen over de vernederingen
die ik heb doorstaan.VI
Deurwachters, leid mij het paleis
in want voor de keizer
heb ik iets vertrouwelijks.
Wat is dit voor een armoedig en verfoeilijk monster, onder gescheurde en zwartbesmeurde vodden?Laten we hem met onze vuisten slaan,
met kop en kont van de trap af gaan,
en verder dan hier geen doorgang toestaan.
Au, au! Wat gebeurt er nu?
Draag ik dan niet een subliem tenue
en toon ik niet schitterend van top tot teen?Maar wie ook maar naar mij kijkt
walgt alsof ik een afgrijselijk monster lijk.Ik ga naar mijn vrouw terug
om van haar te horen wat er is gebeurd.[bij zijn huis]
Hè? Ze komt naar buiten met losse haren,
in tranen gevolgd door alle dienaren.VII
Oh, oh, mijn heer Dulcitius,
wat maakte u toch mee?
U bent niet goed wijs.
Voor de volgelingen van die Christus
werd u tot een risee.
Naar ik nu eindelijk begrijp
ben ik misleid
door hun hekserij.
Het heeft mij heel verward
en vooral vervuld met smart
dat u niet de gaten had
wat u overkwam.
Ik verlang dat deze kwaadaardige maagden worden opgebracht
en dat ze, nadat hun kleren zijn uitgedaan,
openlijk bloot worden getoond, zodat
zij op hun beurt ónze bespottingen mogen ondergaan.
(Kersten van Tiggelen)
Voor de tweede prijs stelt de jury de vertaling van Maryo van der Hilst voor, dit vanwege een flink aantal vlotte en treffende wendingen én een foutloze weergave.
IV
AGAPES Wat is dat voor gestommel bij de deur?
IRENA Dwaze Dulcitius komt binnen.
CHIONIA De Here sta ons bij!
AGAPES Amen.
CHIONIA Wat heeft dat potten- en pannengekletter te betekenen?
IRENA Ik ga een kijkje nemen. Komen jullie ook alsjeblieft! We gluren door de kieren!
AGAPES Wat is er aan de hand?
IRENA Kijk dan, die dwaas, beroofd van zijn verstand, denkt dat hij met zijn omhelzingen óns te pakken heeft.
AGAPES Wat doet ie?
IRENA Nu koestert hij de kookpotten teder tegen zijn buik, dan weer omarmt hij de potten en pannen, terwijl hij ze overlaadt met lieve kusjes.
CHIONIA Belachelijk!
IRENA En zijn gezicht, zijn handen en kleding zijn zo smerig, zo vuil.
Hij lijkt wel een mijnwerker door al dat roet dat aan aan hem kleeft!
AGAPES Dat past goed: zo zwart als zijn lijf, zo bezeten door de duivel is zijn geest.
IRENA Kijk! Hij maakt aanstalten om terug te gaan. Laten we in de gaten houden wat de soldaten doen als hij weggaat, ze staan bij de deur.V
MILITES Wie komt híer naar buiten? Een bezetene! Of veeleer de duivel zelf.
Laten we er vandoor gaan!
DULCITIUS Soldaten waarom slaan jullie op de vlucht? Blijf staan, wacht! Licht mij bij naar mijn slaapvertrek.
MILITES Het is wel de stem van onze meester, maar hij ziet eruit als de duivel.
Laten we niet blijven staan, maar de benen nemen. Dat schepsel wil ons iets aandoen!VI
DULCITIUS Ik zal naar het paleis gaan en aan de hele hofhouding verkondigen wat een vernedering ik te verduren kreeg.
DULCITIUS Bewakers! Verleen me onmiddellijk toegang tot het paleis en de Keizer.
Ik heb iets te bespreken, onder vier ogen.
OSTIARII Wat is dat voor afstotelijk en verfoeilijk monster, bedekt met gescheurde en zwartige vodden? Laten we erop los beuken en hem van de trap mieteren. Hij mag niet verder komen dan hier.
DULCITIUS Ach! Wee! Wat gebeurt er toch? Ben ik niet op mijn best gekleed en zie ik er soms níet uit om door een ringetje te halen? Maar iedereen die mij ziet verafschuwt me alsof ik een vreselijk monster ben. Ik zal terug gaan naar mijn vrouw, om erachter te komen hoe dit zit.
Maar zij komt naar buiten, met haar haar in de war en met de hele huishouding in tranen achter haar aan.VII
CONIUNX Hemel, hemel! Mijn meester Dulcitius, wat is er aan de hand met jou?
Je bent geestelijk niet in orde. Je bent het mikpunt van spot voor die Christenaanhangsters geworden.
DULCITIUS Nu is het me eindelijk duidelijk dat ik belachelijk gemaakt ben door hun hekserij!
CONIUNX Wat me nog het meest in verwarring brengt en bedroeft, is dat je totaal niet doorhad dat hier iets niet klopte
DULCITIUS Ik vaardig nu het bevel uit dat deze onzedelijke meiden te kijk gezet worden, zonder kleding, naakt voor het oog van het publiek. Dan is het hún beurt om aan den lijve ons aller spot te ondervinden!
(Maryo van der Hilst)
Graag feliciteert de jury alle genomineerden met hun inzending, en speciaal de beide vertalers die zij voor een prijs heeft aangewezen. Hopelijk zal hun goede voorbeeld bij een volgende vertaalwedstrijd vele deelnemers inspireren.
(maart 2023)
29-03-2023
De opgave was dit jaar genomen uit een bijzondere prozatekst van de filosoof Theophrastos. Gekozen werden twee psychologische portretjes uit een serie van dertig, bekend als de Karakters van Theophrastos. Het betreft een unieke tekst in de Griekse literatuur die best een uitdaging vormt voor vertalers. Het is onbekend met welke bedoeling Theophrastos deze psychologische portretten heeft geschreven en hoe realistisch of karikaturaal ze bedoeld zijn. Het taalgebruik is ook niet altijd even helder. Bovendien beantwoorden de karakteriseringen vaak niet aan hedendaagse typeringen. Zo zou αὐθάδεια volgens letterlijke en woordenboekbetekenis "zelfingenomen" betekenen, maar de αὐθάδης van Theophrastos heeft diverse kenmerken die bij dat Nederlandse begrip niet direct lijken te passen. Er wordt wat dit betreft dus een groot beroep gedaan op psychologisch inzicht en op creativiteit in het taalgebruik. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de kandidaten het begrip αὐθάδης allemaal anders vertalen, en ook onderling verschillend: botterik, arrogant en horkerig. Hetzelfde geldt trouwens voor het tweede portret van de vertaalopgave: μεμψιμοιρία (lett.: ontevredenheid met zijn lot). Ook dat begrip kent geen eenduidige, pasklare vertaling en de kandidaten kiezen elk een andere: negatieveling, muggenzifter, ontevreden. Al met al dus een heel bijzondere opgave.
Vertaling van mevrouw A.G. Bik-Huls
Deze tekst is een prima leesbare en begrijpelijke vertaling met een aantal rake formuleringen, zoals "als hij door zijn liefje vurig wordt gekust" of "na hard onderhandelen". Het is ook de enige vertaling die in 15.9 de infinitivi ἀναμεῖναι en ὑπομεῖναι (accentfoutje in de opgave) correct interpreteert. Ook ἀλλὰ διότι ὕστερον wordt hier (net als trouwens bij de andere twee vertalingen) afwijkend van de verstrekte aantekening correct geïnterpreteerd.
Daar staat dan weer tegenover dat "in woord en daad" geen recht doet aan het feit dat ἐν λόγοις (15.1) toch hoogstwaarschijnlijk gezien moet worden als beperking van het begrip ὁμιλίας en dat προσαγορεύω (15.3) hier beter (want uitgesprokener) kan worden opgevat als "begroeten" in plaats van "aanspreken". Voor ζωμός (17.2) lijkt het, gezien de opsomming met οἰνάριον, ook passender te kiezen voor iets eetbaars dan voor "het slachtfeest".
Jammer is dat de tweede zin van "De botterik" (15) grammaticaal niet correct loopt en dat het stukje minstens twee typefouten bevat.
Vertaling van Hilde Leroux
Deze vertaling lijkt een iets formelere toonzetting te kiezen, maar is daarom niet minder vlot leesbaar, al zou een lezer zich misschien kunnen afvragen wat precies bedoeld wordt met het bijwoord "mogelijks" (voor de potentialis οὐκ ἂν γένοιτο, 15.5) of met een "gezonde brok" (voor ὅ τι ὑγιές, 17.6). De zin προσαγορευθεὶς μὴ ἀντιπροσειπεῖν (15.3) wordt trefzeker en compact vertaald met "Een groet laat hij onbeantwoord", maar "de realiteit" als weergave van τῶν δεδομένων (17.1) lijkt toch wat te ruim gekozen in dit verband, waar het toch gaat om gelukjes die een mens ten deel kunnen vallen. Qua toonzetting doet "de kusjes van zijn gezelschapsdame" voor ὑπὸ τῆς ἑταίρας καταφιλούμενος (17.3) wat al te snoezig aan.
Vertaling van Guido Kuijper
Deze vertaling combineert compactheid in formulering met leesbaarheid en is bovendien een heel correcte weergave van Theophrastos' tekst. De enige aanmerking die de jury kan maken is op de zin met καὶ ἀναμεῖναι (15.9) , waarin de betekenis van οὐκ ἂν ὑπομεῖναι weinig tot zijn recht komt. Deze vertaling krijgt van de jury de eerste plaats.
Bovendien kent zij aan deze vertaling ook de originaliteitsprijs toe. Vooral twee vertaalvondsten geven de jury daartoe aanleiding. In karakterschets 17.6 is dat niet de "kat in de zak" (die vinden we ook in de vertaling van Van Dolen), maar wel de gevatte woordspeling met "laat" (voor ὕει en ὕστερον, 15.4). In karakterschets 15 is dat de vertaling van ὅτι οὐκ ἂν γένοιτο διδόμενα (15.5). Afgezien van de vraag of dit de door Theophrastos bedoelde interpretatie is, is "Ja, ja voor niets gaat de zon op," als vertaling in elk geval behalve acceptabel ook origineel.
15: Horkerigheid
Horkerigheid is het onvermogen tot beschaafde communicatie.
De hork is zo iemand die, wanneer hem gevraagd wordt waar die-en-die is, zegt: 'Val me niet lastig!' en die, wanneer hij wordt begroet, niet teruggroet.
Als hij iets verkoopt, zegt hij niet tegen de koper voor hoeveel hij het van de hand zou doen, nee, hij vraagt: 'Wat schuift het?'
Tegen de mensen die hem fêteren en een cadeau sturen voor een feestdag, zegt hij: 'Ja, ja:
voor niets gaat de zon op.'
Hij kent geen pardon voor wie hem per ongeluk bevuilt of aanstoot of op zijn tenen trapt.
Als een vriend hem verzoekt om bij te dragen aan een lening, zegt hij eerst dat hij niets geeft om vervolgens toch met een bijdrage te komen, met de verzuchting: 'Ook naar deze centen kan ik weer fluiten'.
Als hij op straat struikelt over een steen, zal hij de steen stijfvloeken.
Als hij op iemand wacht, blijft hij nooit lang staan - voor niemand.
Hij wil nooit eens zingen of speechen of dansen. Hij is het type dat zelfs niet tot de goden bidt.
17: Ontevredenheid
Ontevredenheid is het gebrek aan waardering voor wat je in de schoot geworpen wordt.
Een ontevreden iemand is het type dat, wanneer een vriend hem een portie vlees heeft opgestuurd, tegen de afzender zegt: 'Je gunde mij zeker de soep en de wijn niet, anders had je me wel uitgenodigd voor het diner.'
Wanneer hij door zijn vriendin wordt gekust, zegt hij: 'Zoals jij mij kust... ik vraag mij af of het ook echt van harte is.'
Hij is boos op Zeus, niet omdat hij het laat regenen, maar omdat het láát regent.
Wanneer hij op straat een portemonnee vindt, zegt hij: 'Maar ik heb nog nooit een schat gevonden.'
Als hij een goede slaaf koopt en een heel mooie korting bij de verkoper heeft bedongen, zegt hij: 'Ik vraag me af of ik voor die prijs geen kat in de zak heb gekocht.'
Wanneer iemand hem het heuglijke nieuws brengt dat hij een zoon heeft gekregen, zegt hij: 'Je vergeet erbij te zeggen dat ik daarmee ook de helft van mijn vermogen kwijt ben - want daar komt het feitelijk wel op neer!'
Als hij een rechtszaak heeft gewonnen, zelfs met unanieme stemmen, verwijt hij zijn advocaat nog dat hij in zijn pleidooi veel argumenten ongenoemd had gelaten.
Als zijn vrienden geld hebben ingelegd voor een lening, en iemand zegt: 'Wees blij!' zegt hij:
'Waarom dan? Zeker omdat ik iedereen het geld moet terugbetalen en ik bovendien dankbaar moet zijn, alsof het een gúnst betreft?'
(Guido Kuijper)