Lemuria
In de klassieke oudheid werden niet voor niets de doden buiten de stad begraven: niet alleen om ziektes tegen te gaan, maar ook om gevrijwaard te blijven van rondspokende geesten. Bekend is het verhaal van de geest van Nero die nog eeuwenlang rond zou waren op de huidige Piazza del Popolo in Rome.
Wat kan je verder nog doen om te voorkomen dat deze geesten onrustig blijven rondspoken? In de Fasti heeft Ovidius de Lemuria beschreven, het feest dat in de nacht van 9, 11 en 13 mei gevierd werd, om de huizen te vrijwaren van onrustige, overleden voorouders. De verzoeningsrite die hierbij hoort, werd uitgevoerd door bonen achter je te gooien en daarbij negen keer uit te spreken: redimo me meosque his fabis: ik koop mijzelf en mijn familieleden vrij met deze bonen.
Deze Lemuria vormden voor volwassenen de opgave Latijn van dit jaar. De kwaliteit van de zeven ingezonden vertalingen was hoog. Uiteraard springen metrische vertalingen het meest in het oog: de jury had wel degelijk iets te kiezen.
Gedurfd is de vertaling van Liesbeth Vos-van Rijn: een limerick. In een begeleidend briefje vraagt ze zich af of de jury een dergelijke vertaling zou kunnen waarderen; in ieder geval heeft ze zelf erg veel plezier gehad aan deze vertaalklus. De jury kon haar limerick zeker waarderen, maar was van mening dat ze inhoudelijk helaas de plank missloeg bij de uitgesproken bezwering. Ook was de jury onder de indruk van de vertaling van Emgert Zondervan: een mooie, metrische vertaling, waarbij de inhoud goed tot uitdrukking werd gebracht. Deze vertaling kende één grote concurrent, die van Guido Kuijper. Ook zijn vertaling blonk uit door het metrum en een prima weergave van de inhoud. Wat de jury deed besluiten om Guido Kuijper uit te roepen tot de winnaar van deze vertaalwedstrijd is dat hij in weinig woorden de essentie wist weer te geven. Daarnaast was de jury erg gecharmeerd van mooie vondsten als ‘wanneer de nacht het holst is’ en een inversie in zijn vertaling waar het Latijn aangeeft dat ‘hij zich omdraait en daarvoor zwarte bonen heeft opgepakt’: ‘en neemt met reine handen zwarte bonen, draait zich om’, zo luidde Kuijpers vertaling.
Hinc ubi protulerit formosa ter Hesperos ora, 420 ter dederint Phoebo sidera victa locum, ritus erit veteris, nocturna Lemuria, sacri: inferias tacitis manibus illa dabunt. annus erat brevior, nec adhuc pia februa norant, nec tu dux mensum, Iane biformis, eras: 425 iam tamen exstincto cineri sua dona ferebant, compositique nepos busta piabat avi. mensis erat Maius, maiorum nomine dictus, qui partem prisci nunc quoque moris habet. nox ubi iam media est somnoque silentia praebet, 430 et canis et variae conticuistis aves, ille memor veteris ritus timidusque deorum surgit (habent gemini vincula nulla pedes), signaque dat digitis medio cum pollice iunctis, occurrat tacito ne levis umbra sibi. 435 cumque manus puras fontana perluit unda, vertitur et nigras accipit ante fabas, aversusque iacit; sed dum iacit, 'haec ego mitto, his' inquit 'redimo meque meosque fabis.' hoc novies dicit nec respicit: umbra putatur 440 colligere et nullo terga vidente sequi. rursus aquam tangit, Temesaeaque concrepat aera, et rogat ut tectis exeat umbra suis. cum dixit novies 'manes exite paterni' respicit, et pure sacra peracta putat. |
Wanneer de schone Avondster zich drie maal heeft vertoond, en drie maal sterrenlicht door Phoebus’ zon verdrongen is, ja, dán wordt ‘s nachts het heilig, oud Lemurenfeest gevierd dat aan de stille schimmen dodenoffers brengen zal. Eens waren jaren korter, vierde men geen Februa; en Janus, niet zat u de maanden vóór -of achterna. Toch bracht men reeds de juiste gaven aan het dode as, de kleinzoon bracht al zoenoffers bij vaders vaders graf. De maand was mei, in naam verwijzend naar ons voorgeslacht, en die bewaart nog steeds restanten van een oud gebruik: Wanneer de nacht het holst is en met stilte slaap verwekt, en jullie, hond en bonte vogels, stilaan zijn verstomd, dan staat de vrome op om aan de roep gehoor te geven van ’t oud gebruik –zijn beide voeten ongeknecht door leder- en maakt het vijgenteken: vuist met duim erdoor, opdat geen ijle schim hem bij zijn stille gang verstoort. Hij wast zijn handen eerst goed schoon met water uit een bron, en neemt met reine handen zwarte bonen, draait zich om, en werpt ze achterover -maar terwijl hij werpt, zegt hij: ‘Ik koop met deze bonen mij en mijn familie vrij’. Hij zegt dit negen maal en kijkt daarbij niet om: een schim - zo meent hij- raapt de bonen op en volgt hem ongezien. Opnieuw beroert hij ’t water, en cimbalen laat hij galmen en hij verzoekt de geest om uit zijn woning weg te gaan. ‘Gaat heen, voorvaderlijke geest!’ - zo spreekt hij negen maal, dan kijkt hij om… het ritueel heeft zo te zien gebaat. |
Uit: Ovidius, Fasti V.419-444
Met deze prachtige vertaling roepen we Guido Kuijper uit tot de winnaar van de Klassieke Olympiade Latijn voor volwassenen.