Boer zoekt vrouw
Lang, lang geleden, voordat Yvonne Jaspers het levenslicht zag, was een rijke boer, Pluto genaamd, plotseling verliefd geworden op een meisje dat hij bij het meer Percus aantrof. Zou het hier soms om het meisje Proserpina gaan? Inderdaad: dit mythologische verhaal wordt in de 4e eeuw na Christus verteld door een zekere Firmicus Maternus. Geheel in lijn met de Christelijke normen van die tijd wordt dit heidense verhaal ontdaan van alle goddelijke elementen: de god van de onderwereld wordt boer, in een doodgewoon meisje wordt de dochter van de graangodin veranderd.
Met veel plezier heeft de jury de bijna tweehonderd vertalingen nagekeken. Natuurlijk weten niet alleen de goede, bijna foutloze vertalingen een glimlach bij de leden op het gezicht tevoorschijn te toveren, maar ook de bizarre vondsten waarvan we u er één niet willen onthouden. De zinsnede die ons keer op keer in lachen deed uitbarsten was de volgende: Nec ungues contra amatorem rusticum aliquid profuerunt: en niet haalden de nagels iets uit tegen haar onbehouwen minnaar. Het woordenboek geeft bij unguis niet alleen de vertaling ‘nagel’, maar ook ‘teennagel’ of ‘klauw’. Wij zagen het levendig voor ons hoe die lieve Proserpina met haar teennagels of klauwen haar minnaar van zich af probeert te slaan. Nog mooier wordt het als iemand ungues bij unguen meende te vinden, hetgeen ‘zalf’ betekent. Wat vindt u van de vertaling: ‘Je wordt niet geholpen door je in te smeren met zalf tegen de bucolische minnaar’?
De drie finalisten, Jesse de Bruin (Cygnus Gymnasium, Amsterdam), Marieke Glazenburg (Willem Lodewijk Gymnasium, Groningen) en Maarten-Pieter Moolenburgh (Coderius College, Amersfoort) hebben zich niet verslikt in deze nagels. Jesse heeft een prima vertaling geleverd, waarbij hij een paar keer voor een andere betekenis heeft gekozen dan de jury graag had gezien. Zo vertaalde hij amator met bewonderaar, terwijl Proserpina hier ontvoerd wordt; zo ook zouden haar haren volgens Jesse bij de worsteling die ontstaat bij deze ontvoering verknoeid zijn, terwijl haar haren lacerati, uitgetrokken, zijn. De paar aanmerkingen die de jury had op de vertaling van Marieke betroffen met name tijdfouten, waarbij coniunctivus imperfecti en plusquamperfecti verwisseld werden. Marieke maakte indruk met haar vertaling door het Latijn om te zetten in vlot lopend Nederlands. Het is een plezierig lezende vertaling geworden. Lange tijd zag het er naar uit dat de vertaling van Maarten-Pieter een foutloze zou gaan worden. Het enige wat de juryleden de wenkbrauwen deed fronsen was het zinsdeel de morte filiae, dat bij het funestum spectaculum vertaald werd in plaats van miserandae: een uitleg waarom Ceres nu zo beklagenswaardig is.
Zaterdag 21 maart 2015 was een dag van ingeloste beloften. Allereerst werd, op deze allereerste lentedag, de belofte ingelost die de vallende bladeren ons een aantal maanden geleden deden: “Als het straks lente wordt, zie je ons terug.” Ook wordt op deze dag jaarlijks de belofte ingelost die Jupiter eeuwen geleden deed aan Ceres, toen Pluto haar dochter Proserpina had meegenomen naar de onderwereld: “Elk jaar als het lente wordt, zie je haar weer voor een half jaar terug.” Tenslotte werd op deze finaledag ook de belofte van de organisatie van de Klassieke Olympiaden aan de juryleden ingelost: “Zaterdag 21 maart, als het lente wordt, zie je drie heel goede kandidaten.”
En met die drie goede kandidaten had de jury, Christoph Pieper, docent Latijn aan de Universiteit Leiden, en Suzanne Adema, docent Latijn verbonden aan de VU en de UvA in Amsterdam, dan ook drie aangename gesprekken over de belofte van de lente en het troostrijke van de Proserpinamythe. We vroegen ons gezamenlijk af in hoeverre de versies van die mythe, die ze voor de finale gelezen hadden, dat nog verwoorden. Ook kwamen we toe aan een korte reflectie van de kandidaten op de waarde van de mythe voor mensen van nu.
We hadden daar uitgebreid de tijd voor omdat de vertalingen van alle drie de kandidaten, en vooral ook die van de nummers één en twee elkaar nauwelijks ontliepen. Het vertaaldeel van het finalegesprek ging steeds vlot en alle kandidaten konden onze lastige vragen over taalverschijnselen uitstekend pareren. We zijn daarom daarna nader ingegaan op zaken die aan een goede vertaling ten grondslag liggen: de beargumenteerde interpretatie en betekenis die je geeft aan een tekst.
Vandaag is niet alleen een dag van ingeloste beloften. Deze drie kandidaten zijn alle drie prachtige, nieuwe beloften voor het vak Latijn. Omdat dit nu eenmaal ook een wedstrijd is, moeten we natuurlijk wel uitsluitsel geven over hoe die drie beloften zich, vandaag, tot elkaar verhouden.
De jury was onder de indruk van het niveau van de kandidaten en van hun volwassen manier van antwoord geven tijdens de gesprekken. Ze lieten zich door onze moeilijke vragen niet van de wijs brengen. Wij feliciteren daarom alle drie kandidaten met hun geweldige prestatie.
De derde prijs gaat naar Jesse de Bruijn. Hij had al tijdens de voorronde een “prima vertaling geleverd” en presteerde ook in de finale uitstekend. Bij de betekenis van een woord was hij even op het foute spoor, en bij sommige passages moesten de juryleden in het gesprek nog even navragen om aan Jesse een gebruikelijkere formulering te ontlokken. In het gesprek was hij zeer zelfverzekerd en kon hij ook over de inhoud van de tekst goed en geïnformeerd vertellen. Bij de vergelijking van de tekst van de finale (de Proserpinamythe in de versie van Hyginus) en die van de voorronde (dezelfde mythe in de versie van Firmicius Maternus) kwam hij tot centrale inzichten en kon hij goed uitleggen hoe de christelijke auteur de oorspronkelijke culturele betekenis van de mythe gedeconstrueerd had.
Het verschil tussen de eerste en de tweede plaats was flinterdun. Zowel Marieke Glazenburg als ook Maarten-Pieter Moolenburgh maakten geen enkele fout tijdens de vertaling en konden ook in een rap tempo op de grammaticale en syntactische vragen antwoorden. Daardoor bleef veel tijd over om over de betekenis van de tekst en de literaire presentatie van de twee verschillende versies te spreken.
De tweede prijs gaat naar Maarten Pieter Moolenburgh. Hij had al tijdens de voorronde een “bijna foutloze vertaling” geleverd, en ook tijdens de finale vertaalde hij soepel en vlot. Met name was de jury onder de indruk van zijn grote kennis op het gebied van de Latijnse syntaxis; hij kon alle moeilijkheden van de tekst moeiteloos en met de juiste vaktermen uitleggen. In het gesprek legde hij makkelijk verbanden tussen de teksten, had een groot inzicht in de betekenis van de Demeter-mythe en goede ideeën over een mogelijke hedendaagse actualisering (in de vorm van een dramatische scène). De jury had bijzonder veel waardering voor zijn kennis van zaken en zijn vaardigheid tot kennistransfer.
De eerste prijs gaat naar Marieke Glazenburg. Ook zij maakte in de voorronde indruk “door het Latijn om te zetten in vlot lopend Nederlands”. Tijdens de finale verraste zij de jury door niet alleen foutloos, maar altijd ook zeer betekenisvol te vertalen. Zij toonde daarbij een bijzonder groot taalgevoel voor zowel de brontaal als ook voor de doeltaal – een ideale combinatie voor een vertaalster. Haar vertaling was dan ook een genot om te beluisteren. In het gesprek liet zij eveneens een grote zelfstandigheid zien bij het interpreteren van de tekst. De jury had er bijzonder veel waardering voor dat zij zelfstandig de voor een moderne lezer weinig bevredigende rol van Proserpina’s moeder Ceres aankaartte en erop wees dat in Bernini’s beeld van de roof van Proserpina de dramatiek van de scène veel beter uitgebeeld was omdat er meer emoties in het spel waren.
De jury is blij met het niveau van alle drie finalisten en wenst hun allen met het bereikte resultaat veel geluk. Beloftes voor het vak zijn ze inderdaad, en tegelijkertijd bieden zij veel goede hoop voor de toekomst van de klassieke talen in Nederland.