Volwassenen classici - de inzendingen
De vertaalopgave Latijn voor 2022 was afkomstig uit een boek dat weinig mensen openslaan, in ieder geval niet om erin te lezen. Macrobius' Saturnalia is een nogal omvangrijk werk van rond 400 na Christus, met gesprekken over allerlei geleerde onderwerpen, onder meer uit mythologie, geschiedenis en grammatica. Het is een waardevolle bron, maar dan toch hoofdzakelijk om dingen in op te zoeken.
Hoewel Macrobius weinig enthousiaste lezers heeft, bevat zijn werk veel interessante informatie. In de opgave Latijn zijn drie passages over de Romeinse god Janus aaneengevoegd.
Dit jaar dus geen uitdagende poëtische wendingen of spannende, door metriek ingegeven afwijkingen van woordvolgorde en syntaxis, geen retorische hoogstandjes. Wat wel? Een typisch Romeins stukje beschrijvend proza in de traditie van Cato en Varro. Het valt nog niet mee daarvan een vloeiend, vlot lezend geheel te maken. De stof wordt vrij droog gepresenteerd, zonder klank- en ritme-effecten, mooie beeldspraak of andere klassieke stijlfiguren, zij het wel met enig gevoel voor drama. Daarentegen is de auteur duidelijk gericht op vooral etymologiserende verklaringen van namen en bijnamen. En vooral die etymologieën zijn in deze tekst een duidelijk probleem voor vertalers.
In de categorie 'volwassenen classici' zijn drie inzendingen geselecteerd en aan de jury voorgelegd.
De inzending van Guido Kuijper opent strak en zakelijk:
"Ik heb verteld dat Janus samen met Saturnus heeft geregeerd. Omdat toen de opvattingen over Saturnus in zowel de mythologie als de filosofie al aan de orde zijn gekomen, zal ik nu ook behandelen wat er op beide terreinen over Janus is gepubliceerd."
Ook de rest van de vertaling kent een nuchtere toon en een heldere, eenvoudige zinsopbouw.
Een lastig punt is regel 10, het begin van het tweede fragment. In het Latijn is onder meer paragraaf 5 overgeslagen, en net daar is sprake van de andere denkbeelden van de 'physici', een structurerend element in Macrobius' tekst dat in de opgave ontbreekt. Vertaler 1 heeft het ofwel opgezocht ofwel aangevoeld. Zijn vertaling:
"Sommige filosofen geloven dat Janus moet worden geïnterpreteerd als de zon"
slaat met die toevoeging "filosofen" in elk geval de spijker op de kop bij de weergave van quidam in r.10. Die toevoeging is hier een noodzaak, wil de lezer het kunnen begrijpen.
Ook lastig is de etymologie van Janus, die door Macrobius wordt verbonden met ire "gaan" (Ianumque ab eundo dictum, r. 17). Vertaling 1 heeft hier:
"Zijn naam Janus zou zijn afgeleid van het werkwoord 'jagen' omdat de hemel voortdurend voortjaagt"
Dat is een creatieve vertaalvondst. Maar wel met een nadeel: de feitelijk gelegde lexicale verbinding met ire gaat hier in de vertaling verloren.
De inzending van Marieke Graumans onderscheidt niet tussen mythologen en filosofen maar "verhaaltjesvertellers" en wetenschappers, wat een tegenstelling suggereert tussen "slecht" en "goed", zoals Macrobius die vermoedelijk niet bedoeld heeft. De vertaling is over het algemeen wat traditioneler van opzet en uitvoering. Dat resulteert onder meer in gemiddeld veel langere zinnen. Dat kan goed uitpakken, zoals in de volgende passage:
"Zo vertelt ook Xenon ons, die in het eerste boek van zijn 'Italica' overlevert dat Janus als eerste in Italia tempels voor de goden heeft laten bouwen en heilige riten heeft ingesteld – en dat dat dus ook de reden is waarom hij het recht om altijd als eerste bij offers aangeroepen te worden heeft verdiend."
Je ziet als het ware de gedachte van de schrijver zich in één keer ontvouwen en in detail treden.
Qua etymologie brengt inzending 2 originele elementen in. De etymologie van Janus wordt opgelost op een vergelijkbare manier als in inzending 1, maar nu met het werkwoord 'jakkeren'. En bepaald eigenzinnig is de volgende wending:
"We noemen hem 'Consivius', welke naam wel een beetje klinkt als het Engelse 'to conceive'"
Daarbij tekent de jury wel aan dat het tweede deel van de zin niet correspondeert aan iets in het Latijn (en dus strikt genomen niet vertaling maar eigen toevoeging is), en, belangrijker wellicht nog, dat er van verband met 'to conceive' geen sprake kan zijn (dat woord is afgeleid van concipere, zoals in een willekeurig etymologisch woordenboek snel te vinden is, ook online.)
Deze inzending is over het algemeen een correcte weergave van het Latijn, die de brontekst op de voet volgt. Opvallend zijn enkele stilistische dissonanten. Zo eindigt een lange volzin (die enkele AcI's weergeeft) met het joviaal klinkende 'het lootje legde'.
De inzending van Stijn Coppens kent een trefzekere stijl, die recht doet aan het informatieve karakter van de tekst.
"Volgens de mythografen waren godsdienst en deugd onder Janus de stut van ieder huis en heeft men hem daarom gehuldigd door hem te vergoddelijken. Als erkenning van zijn verdiensten werd de in- en uitgang aan hem gewijd. Xenon schrijft in het eerste boek van zijn Italica dat hij de eerste was om in Italië tempels te bouwen voor de goden en riten in te stellen. Daarom verkreeg hij de eer om telkens als eerste aanroepen te worden in het gebed."
Korte zinnen, inderdaad, maar niet ten koste van alles, en met gevoel voor variatie en ritme. Mooi en in al zijn simpelheid eigenlijk perfect is de weergave van de etymologie van Janus: 'Janus' zou dan afgeleid zijn van 'eundo', 'aan het gaan'.
Meer moet dat eigenlijk niet zijn.
Wat deze inzending als enige van de drie heeft gedaan is de tekst ontdoen van de verwijzingen naar de brontekst ('Sat. 1,9,4-10' e.d.) en er een goed geordend geheel van maken, met een alinea-indeling die alleen is ingegeven door de inhoud van de tekst.
Ook is er een duidelijke afwisseling in stijl tussen meer nuchtere passages (korte zinnen) en langere, meer dramatische stukken. Een geslaagd voorbeeld van het laatste is:
"En het verhaal gaat dat nét toen de Sabijnen op het punt stonden door de open poort te stormen, vanuit de tempel van Janus een enorme watermassa opborrelde die zich met groot geweld door deze poort uitstortte over de vijandelijke troepen. Velen van hen vonden de dood, verbrand door het kokende water of verzwolgen door de snelle maalstroom."
Lange zinnen, jawel, maar effectief.
Oordeel
Alle drie de geselecteerde vertalingen hebben hun merites en mogen gezien worden. Maar een jury moet kiezen!
Voor de eerste prijs in de categorie ‘volwassenen, classici’ draagt de jury de vertaling van Stijn Coppens voor. Deze is weliswaar niet foutloos (ze kent bijvoorbeeld verschrijvingen als "conserrere", "Patultius" en biedt een verkeerde weergave van de ablativus absolutus van r. 34: "als het ware zodat de god de stad te hulp kan komen". (Klinkt goed, maar klopt niet!), maar de soevereine aanpak en indeling van het geheel, het goede gevoel voor variatie en de plezierige stijl maken dat de vertaling boven de andere uitsteekt.
"En nu we het toch hebben over de gemeenschappelijke heerschappij van Janus en Saturnus, over Saturnus hebben we al de mening van zowel mythografen als natuurkundigen behandeld. Om die reden zullen we ook bespreken wat beide groepen te vertellen hebben over Janus.
Volgens de mythografen waren godsdienst en deugd onder Janus de stut van ieder huis en heeft men hem daarom gehuldigd door hem te vergoddelijken. Als erkenning van zijn verdiensten werd de in- en uitgang aan hem gewijd. Xenon schrijft in het eerste boek van zijn Italica dat hij de eerste was om in Italië tempels te bouwen voor de goden en riten in te stellen. Daarom verkreeg hij de eer om telkens als eerste aanroepen te worden in het gebed.
Volgens sommigen wordt hij met twee gezichten voorgesteld omdat hij het verleden kende en de toekomst kon voorspellen. (...) Anderen beweren dat Janus symbool staat voor de zon en daarom twee gezichten heeft. Hij heeft, om het zo te zeggen, de macht over beide deuren van de hemel en opent dus de dag bij het opstaan en sluit hem bij het slapengaan. Bij een eredienst voor eender welke god wordt hij als eerste genoemd en hij moet dan toegang verschaffen tot de god aan wie geofferd wordt. Men zou kunnen zeggen dat hij langs zijn poorten de gebeden van de smekeling overbrengt naar de goden. Verder wordt hij vaak voorgesteld met het getal driehonderd in zijn rechterhand en vijfenzestig in zijn linkerhand, verwijzend naar de duur van een jaar. Dat is namelijk het belangrijkste wat de zon doet.
Een volgende groep beweert dan weer dat hij de wereld is, meer bepaald de hemel. 'Janus' zou dan afgeleid zijn van 'eundo', 'aan het gaan'. De wereld gaat immers altijd vooruit, aangezien ze in een kring draait en telkens uitkomt waar ze is begonnen. (...)
Hij wordt Consivius genoemd, van 'conserrere', 'zaaien', vanwege de generatie mensen die onder Janus werd gezaaid; verder ook Quirinus, afgeleid uit 'curis', het Sabijnse woord voor speer, als had hij de macht over de oorlog. Daarnaast staat hij bekend als Patulitius, 'de opener' en Clusivius, 'de sluiter', omdat de deuren van zijn tempel openstaan bij oorlog en worden gesloten in vredestijd.
Als verklaring hiervoor wordt het volgende verteld. Ten tijde van de Sabijnse oorlog, die uitgebroken was naar aanleiding van de Sabijnse maagdenroof, wilden de Romeinen haastig een poort sluiten aan de voet van de Viminaal, omdat de vijand eropaf stormde. (Later werd die omwille van deze gebeurtenis de Januspoort genoemd.)
Nadat men ze had gesloten, ging ze bijna meteen vanzelf weer open. De tweede en derde keer gebeurde precies hetzelfde, waardoor gewapende mannen, omdat ze de poort niet dicht kregen, als wachters op de drempel gingen staan.
Terwijl er op andere plaatsen bitter strijd werd geleverd, ging plots het gerucht dat Tatius, de Sabijnse koning, onze soldaten had uiteengeslagen. Daardoor zetten de Romeinen die de toegang bewaakten, het verschrikt op een lopen. Maar toen de Sabijnen langs de openstaande poort binnen wilden stormen, borrelde er -zo wordt er verteld- water op, dat uit de tempel van Janus door deze poort met veel geweld naar buiten gutste. Grote groepen vijanden kwamen om, verbrand door het kokende water of verzwolgen door een snelstromende draaikolk.Vanwege dit voorval ontstond de gewoonte om in oorlogstijd de poorten open te zetten, als het ware zodat de god de stad te hulp kan komen. Dat wat betreft Janus." (Stijn Coppens)
De vertaling van Guido Kuijper bevat een paar minder gelukkige wendingen (zoals de slotwoorden "tot zover Janus", terwijl de god is niet aan het woord is geweest) en mist nét iets in de stijl waardoor de vertaling niet in aanmerking komt voor de eerste prijs. Maar de zakelijke vertaalaanpak en nuchtere weergave verdienen wel een eervolle vermelding, die de jury dan ook graag toekent. (2e prijs)
"Macrobius, Saturnalia
Ik heb verteld dat Janus samen met Saturnus heeft geregeerd. Omdat toen de opvattingen over Saturnus in zowel de mythologie als de filosofie al aan de orde zijn gekomen, zal ik nu ook behandelen wat er op beide terreinen over Janus is gepubliceerd.
In de mythen wordt verteld dat onder de heerschappij van Janus ieders huishouden behoed werd door godsvrucht en deugdzaamheid. Hierom zijn hem goddelijke eerbewijzen toegekend, en op grond van zijn verdiensten zijn ook de in- en uitgangen van tempels aan hem gewijd.
Xenon vertelt in het eerste boek van zijn Italica nog dat Janus in Italië als eerste tempels heeft gebouwd voor de goden en heilige riten heeft geïntroduceerd. Daarmee heeft hij zich het het eeuwige recht verworven om als eerste genoemd te worden bij offerrituelen.
Sommigen menen dat Janus wordt voorgesteld met twee gezichten omdat hij zowel het verleden kende als de toekomst voorzag.
Sat. I.9.1-4 10
Sommige filosofen geloven dat Janus moet worden geïnterpreteerd als de zon. De januskop symboliseert zijn gezag over de beide hemelpoorten: hij opent de ene als hij opkomt en de dag begint, en sluit de andere als hij ondergaat.
Bij religieuze plechtigheden ter ere van een god wordt Janus als eerste aangeroepen; hij moet immers de toegang verschaffen tot de god aan wie wordt geofferd en de gebeden van de offeraars als het ware zelf, door zijn eigen poorten, aan de goden doorgeven.
Daarom wordt hij ook vaak afgebeeld met in zijn rechterhand het getal driehonderd en in zijn linkerhand het getal vijfenzestig: zo geeft hij de omvang van het jaar aan, die natuurlijk per definitie door de zon bepaald wordt.
Anderen hebben beweerd dat Janus het heelal is of, nauwkeuriger: het uitspansel. Zijn naam Janus zou zijn afgeleid van het werkwoord ‘jagen’ omdat de hemel voortdurend voortjaagt: hij draait in een kring rond en keert telkens terug naar de positie vanwaar hij vertrekt.
Sat. I 9.9-11
Hij wordt de Zaaier genoemd naar het zaaien, dat wil zeggen: de voortplanting van de menselijke soort, die met de zegen van Janus verwekt wordt. Als god van de oorlog wordt hij Quirinus genoemd, naar ‘quiris’, het Sabijnse woord voor speer. De Opener en de Sluiter wordt hij genoemd omdat in tijden van oorlog de deuren van zijn tempel openstaan maar in vredestijd worden gesloten.
Over de oorsprong van dit gebruik wordt het volgende verteld: aan de voet van de heuvel Viminalis bevond zich een stadspoort, die later de Januspoort werd genoemd, vanwege de gunstige afloop. Tijdens de Sabijnse Oorlog, die was uitgebroken vanwege de roof van de Sabijnse meisjes, werd juist déze poort door de vijand bestormd, waarop de Romeinen haar in allerijl probeerden te sluiten. Eenmaal gesloten, ging de poort al snel uit zichzelf weer open! En toen dit nog een tweede en een derde keer was gebeurd, stelden vele soldaten zich op als verdedigingslinie voor de drempel van de poort, omdat ze die niet konden sluiten.
Ondertussen barstte er vanuit een andere kant van de stad een zeer felle strijd los en plotseling stak het gerucht de kop op dat de Romeinen daar door de Sabijnen onder leiding van koning Tatius verslagen waren. Deze mare gaf een knauw aan het moreel en de Romeinen die de poort bewaakten, sloegen op de vlucht.
En het verhaal gaat dat nét toen de Sabijnen op het punt stonden door de open poort te stormen, vanuit de tempel van Janus een enorme watermassa opborrelde die zich met groot geweld door deze poort uitstortte over de vijandelijke troepen. Velen van hen vonden de dood, verbrand door het kokende water of verzwolgen door de snelle maalstroom.
Naar aanleiding van deze gebeurtenis is besloten dat in oorlogstijd de Januspoort wordt geopend, zoals deze ook openstond toen de god de stad te hulp was gekomen.
Tot zover Janus.
Sat. I 9.17-18"
(Guido Kuijper)
Volwassenen niet-classici - de inzendingen
In deze categorie zijn twee vertalingen aan de jury doorgeleid. Beide inzendingen bieden een heel behoorlijke weergave van de tekst. Voor niet-classici is dat alvast een prima prestatie, want het relaas over Janus is geen alledaagse kost en niet per se aantrekkelijk als verhaal.
De inzending van Annelies de Bondt heeft daarbij een paar loffelijke punten, zoals de tegenstelling 'mythografen/natuurwetenschappers', en de terechte toevoeging van 'natuurwetenschappers' bij de weergave van quidam uit r.10 (vergelijk ook wat is gezegd over de vertaling van Guido Kuijper in de categorie volwassenen classici).
Veel goede en ook iets minder goede punten worden zichtbaar in de volgende, wat langere passage (r. 6 e.v.):
"Ook Xenon schrijft in het eerste boek van zijn Italica dat Ianus de eerste was om in Italië tempels voor de goden te bouwen en de heilige riten voor hen in te stellen. Het is dan ook daarom dat hij geheel terecht het recht kreeg toegekend om altijd als eerste aangeroepen te worden bij het uitvoeren van rituelen. Sommigen denken dan ook dat hij twee gezichten moet hebben gehad, net omdat hij zowel wist wat voorafgegaan was als voorzag wat te komen stond."
De weergave kan ritmisch en qua zinsbouw nog wel een likje verf gebruiken, terwijl 'geheel terecht' wat al te enthousiast lijkt (het gaat erom dat Xenon schrijft dat Janus dat heeft 'verdiend'), maar de lezer wordt niettemin in het betoog meegenomen.
Dezelfde passage luidt in de weergave van de inzending Wim van Geldrop:
"Ook Xenon vermeldt in het eerste boek van zijn Italica dat Janus als eerste tempels voor goden opgericht heeft en heilige riten heeft ingesteld: dat hij daarom het recht verdiend heeft om bij offerplechtigheden altijd als eerste genoemd te worden.
Zo menen sommigen dat hij “bifrons” – met twee gezichten - genoemd wordt, omdat hij zowel van het verleden als van de toekomst kennis heeft."
Het zijn kleine verschillen, maar in stijl is het allemaal wat strakker en pakkender. Dat zit bijvoorbeeld in overtuigend gebruik van de v.t.t. (in plaats van Nederlandse infinitiefconstructies) en de o.t.t. voor zaken die volgens de schrijver nog altijd geldig zijn. Scherp gezien is de problematisering van het woord bifrons, dat hier van Macrobius een nadere verklaring krijgt zoals veel andere elementen in deze tekst. Deze vertaler is de enige van de vijf die dit punt maakt. Jammer alleen dat het contrast sciverit/providerit in de vertaling is weggevallen. Als klap op de vuurpijl volgt de ablativus absolutus van het slot. De vertaling van Wim van Geldrop heeft dit als enige van alle vijf genomineerden écht goed en adequaat weergegeven:
"Daarom heeft men besloten om in oorlogstijd de deuren van de tempel open te laten staan alsof de god daaruit vertrokken is om de stad hulp te bieden."
Oordeel
Gezien de vele verdienstelijke elementen in de vertaling van Wim van Geldrop wil de jury deze vertaling graag voordragen voor de eerste prijs. Een prima weergave in een duidelijke zakelijke stijl.
"Ik heb al vermeld dat Janus met Saturnus geregeerd heeft en er is al verteld wat schrijvers van mythen en natuurfilosofen van Saturnus vinden. Daarom zal ik nu onthullen wat beide groepen over Janus te berde brengen.
Mythenschrijvers halen aan, dat ieders huis onder Janus beschermd was door religie en heiligheid: en dat hem daarom goddelijke eer toegekend is en in- en uitgangen van huizen wegens zijn verdiensten aan hem gewijd zijn.
Ook Xenon vermeldt in het eerste boek van zijn Italica dat Janus als eerste tempels voor goden opgericht heeft en heilige riten heeft ingesteld: dat hij daarom het recht verdiend heeft om bij offerplechtigheden altijd als eerste genoemd te worden.
Zo menen sommigen dat hij “bifrons” – met twee gezichten - genoemd wordt, omdat hij zowel van het verleden als van de toekomst kennis heeft.
Sommigen beweren dat hij de zon voorstelt: bij opkomst opent hij de dag en bij het ondergaan sluit hij de dag, alsof hij meester is van beide hemelpoorten en daardoor tweeledig.
Ze willen dat hij bij een eredienst voor een god als eerste aangeroepen wordt. Door hem staat dan de toegang tot de god, aan wie geofferd wordt, open, alsof hijzelf de gebeden van de smekelingen door zijn poorten naar de goden overbrengt.
Vandaar ook dat hij meestal wordt afgebeeld met in zijn rechterhand het getal driehonderd en in zijn linker vijfenzestig ter aanduiding van de lengte van het jaar, hét domein van de zon.
Anderen hebben gemeend dat hij het heelal is ofwel de hemel; Janus wordt van "gaan" afgeleid, omdat het heelal alsmaar voortgaat en in een cirkel ronddraait, beginnend en terugkerend bij zichzelf.We noemen hem Consivius, Zaaier: naar de generatie van het menselijk geslacht, die door Janus "gezaaid" is. Ook Quirinus, "heerser van oorlogen", afgeleid van speer: curis = Quiris bij de Sabijnen. Maar ook Patultius en Clusivius, omdat zijn tempeldeuren in oorlogstijd open zijn en in vredestijd gesloten. Over het waarom hiervan gaat het volgende verhaal. In de Sabijnse oorlog, gevoerd wegens de maagdenroof, sloten de Romeinen haastig de poort aan de voet van de Viminalisheuvel, omdat de vijanden daarop afstormden. Deze poort werd na wat er gebeurd is Janualis genoemd: na het sluiten van de poort ging hij meteen vanzelf weer open en na de tweede en derde keer werden er - omdat ze de poort niet konden sluiten - zeer veel gewapende mannen als wachters voor de drempel opgesteld. Toen er ergens anders zeer heftig gevochten werd, kwam er plots het bericht dat onze mannen door Tatius verdreven waren. Daarom vluchtten de Romeinen, die de toegangspoort bewaakten, hevig verschrikt weg. En toen de Sabijnen op het punt stonden door de open poort naar binnen te stormen, brak er – zegt men – vanuit de tempel van Janus door deze poort een grote vloedgolf borrelend water naar buiten en zijn grote groepen vechtende vijanden omgekomen. Ze werden ofwel verbrand door het kokende water ofwel opgeslokt door de verslindende draaikolk.
Daarom heeft men besloten om in oorlogstijd de deuren van de tempel open te laten staan alsof de god daaruit vertrokken is om de stad hulp te bieden. Tot zover Janus."
(Wim van Geldrop)